2013

27/12/2013 Scherpe schizofrenie tot het uiterste

Moeilijk te begrijpen! Terwijl verschillende instellingen van de Staat beginnen maatregelen te nemen om de Uitspraak 164/2012 van het Grondwettelijk Hof uit te voeren, houden andere instituties koppig de criminele agressie tegen onze Vredesgemeenschap vol. En ze doen dat met een schandelijk cynisme en een arrogantie die het hoofd biedt tegen het “andere IK” van hun Staat. Deze Uitspraak erkent daarmee het feit, dat Vonnis T-1025 van 2007 ten gunste van onze Vredesgemeenschap, geen effect heeft gehad. Het Hof nam bij dit Vonnis drastische maatregelen om een einde te proberen maken aan de misdaden tegen de menselijkheid tegen leden van onze Gemeenschap en tegen de bevolking uit onze omgeving door rechtstreekse en onrechtstreekse agenten van de Staat en het probeerde daarin de schandelijke straffeloosheid die deze agenten afschermt te boven te komen., Daarom verordent het Hof nu nieuwe dwingende maatregelen.

Enerzijds weigert het Ministerie van Defensie voor de derde maal om het Vonnis T-1025 van 2007 uit te voeren en in openlijke tegenspraak met het Hoogste Hof van de Staat bevestigt het met stelligheid dat ze de namen van de militairen en van de politie, die aanwezig waren op de data, uren en plaatsen waarop misdaden waren gepleegd, niet zal geven. Het Hof vorderde in dat Vonnis T-1025 die namen door te geven en ondersteunde dat wij, de slachtoffers, het volste recht hadden om die te kennen, omdat bovendien het uitoefenen van hun dienst publiek is en omdat ze publiek hun identificatie moeten dragen, wat ze niet doen. Uiteindelijk veroordeelde het Hof in dit Vonnis de weigering om deze namen door te geven. Want “dit houdt een extreme aantasting in van het recht van toegang tot informatie, waarmee ook de realisatie verhinderd wordt van het recht van de slachtoffers op waarheid, gerechtigheid en herstel en op een waarborg van niet-herhaling van de feiten die hen treffen. D.w.z. onafhankelijk van het feit of de agenten van de Strijdkrachten, waarvan zij de namen vroegen, onschuldig zijn (of niet) hebben de slachtoffers het recht onderzoek te doen naar de omstandigheden en de vermoedelijke daders van de misdrijven en dat betekent dus dat ze toegang kunnen krijgen tot de namen van de agenten waarvan zij veronderstellen dat ze betrokken kunnen zijn.” Het Hof voegde eraan toe dat “het besluit van het Ministerie van Defensie in dit geval het recht van de burger om toegang te krijgen tot informatie, die berust bij Staatsinstellingen, onuitvoerbaar maakt.” En het legt uit dat “het voorbehoud van de onderzoeken niet toepasbaar is op de namen van wie aan onderzoek wordt onderworpen maar wel op de gebruikte procedures.” Het legt uit dat in het geval van leden van de Strijdkrachten “vanaf het ontwerpen zelf van de uniformen van de Strijdkrachten men vertrekt van de basis dat de namen van haar agenten zichtbaar en herkenbaar moeten zijn voor de burgers. D.w.z. dat de dagelijkse activiteit van de leden van de strijdkrachten met zich meebrengt dat hun identiteiten bekend zijn, zoals de eiser van de onderhavige voogdij het vraagt.

Hoe kan een President in het Ministerie van Defensie hen, die op zulke koppige wijze de beslissingen weigeren uit te voeren van het Hoogste Gerechtshof van de Staat als zijn onderdanen en vertegenwoordigers tolereren? Is dit een respectvolle houding tegen de Grondwet, die het tegenover het land zwoer te verdedigen? Het is overduidelijk van niet?

Nu vordert het Grondwettelijk Hof van de Regering de schandelijke laster terug te trekken die de vorige President tegen onze Vredesgemeenschap uitte, laster die een stigma met fatale gevolgen creëerde, dat reeds 9 jaar verder duurt en waarbij de Strijdkrachten, de Rechterlijke Macht en nationale en internationale massacommunicatie geholpen worden onze goede naam kapot te maken en om elk type van misdrijven tegen ons te rechtvaardigen. Het Hof verordent het Openbaar Ministerie ook om een Commissie ter Evaluatie van het gerecht op te richten om te onderzoeken, waarom de straffeloosheid meer dan 2000 verschrikkelijke misdrijven die ons hebben vernietigd afdekte en waarom het gerechtelijk apparaat al de geldende principes van de rechtsbediening met de voeten heeft getreden. Tegelijk geeft het Hof de opdracht de criteria van aanwezigheid en actie van de Strijdkrachten in onze levens- en werkruimtes te herzien, een aanwezigheid die tot nu toe talrijke normen van hetzelfde Grondwettelijk Hof heeft miskend en een toneel gecreëerd heeft van permanente criminaliteit. En tenslotte gaf het nationale, regionale en locale autoriteiten het bevel maatregelen overeen te komen om de voortdurende agressie tegen onze Vredesgemeenschap te doen ophouden en kanalen en strategieën van niet herhaling van de misdaden en van bescherming van onze elementaire rechten te bepalen.

Zal de Regering deze dwingende maatregelen van het Hoogste Hof van de staat uitvoeren of zal ze het erop aanleggen om ze niet uit te voeren zoals ze deed met de essentie van het Vonnis T-1025? Want de niet-uitvoering van dit Vonnis was oorzaak van de Uitspraak 164/12 die zopas door het Grondwettelijk Hof werd gedaan?

En terwijl de Regering doorheen het Ministerie van Defensie op uitdagende en arrogante manier bevestigde dat ze het Vonnis T-1025/07 niet zal uitvoeren, bevestigen andere ambtenaren van de Regering dat ze zich voorbereiden om de Uitspraak 164/12 uit te voeren. Zijn er twee Staten die zich onderling tegenspreken? Zijn er twee identiteiten van de Staat (twee Staatse “ikken”) die onderling onverenigbaar zijn, elkeen van hen ontkent het bestaan van het andere “Ik”?

Er bestaat geen twijfel dat we ons bevinden in aanwezigheid van een verscherpte en extreme Staatse schizofrenie.

En het meest verschrikkelijke van deze schizofrenie is dat, terwijl de centrale Regering kennis geeft aan het land en aan de internationale gemeenschap over de vooruitgang in het respecteren van de mensenrechten, ze op het zelfde moment de klachten negeert om zijn onderdanen te controleren die misdrijven blijven begaan.

Onze Gemeenschap legt opnieuw getuigenis af voor het land en voor de wereld van nieuwe criminele feiten begaan door directe en indirecte Staatsagenten:

  • · Op donderdag 17 januari 2013 in de namiddag vloog er een klein vliegtuig over de nederzetting van onze Vredesgemeenschap in het gehucht La Resbalosa en het ging ertoe over de teelten, die dienen voor het voortbestaan van de Gemeenschap, zoals bonen, maïs, rijst en organische cacao, te besproeien. Deze cacao zijn we gaan verbouwen in deze zone en die werd gecertificeerd als organische teelt voor de beperkte commercialisering die in ons levensonderhoud voorziet.

  • · Dezelfde donderdag 17 januari trok een fel bewapende groep paramilitairen het gehucht El Manso in de gemeente Tierralta (Departement Córdoba) binnen. Het is een plaats die vlak in de buurt ligt van verschillende nederzettingen van de Gemeenschap. En daar gingen ze ertoe over, met een lijst in de hand, verschillende burgers van hun vrijheid te beroven. Volgens informatie afkomstig van boeren van de zone , werden 6 personen aangehouden en ze verdwenen zonder dat men tot op dit moment er enig nieuws van heeft. Dezelfde dag werd een boer van de zone Climaco PITALÚA door de paramilitairen geslagen.

  • · Op maandag 21 januari 2013 rond 15:00 uur trapte de boer Ismael Rangel MOLINA CORREA, een man van zo’n 69 jaar op een landmijn terwijl hij aan het werken was op het land van zijn boerderij. Dit voorval kostte hem het leven. Volgens informatie van boeren van de zone hadden de paramilitairen daar operaties en patrouilles gehouden.

  • · Op dinsdag 22 januari 2013 rond 2:00 in de morgen werden schoten gehoord in de militaire basis die in het dorpscentrum van San José de Apartadó geïnstalleerd is. Later spraken de communicatiemedia van een gevecht tussen de guerrilla en het leger. Antecedenten van de laatste weken en maanden tonen aan dat het leger schiet zonder dat er aanwezigheid is van de guerrilla, dus met andere bedoelingen. De aanwezigheid van politie en legerposten te midden van de burgerbevolking is in tegenspraak met talrijke normen van het Grondwettelijk Hof, inzonderheid in zones van conflict, zoals het dorpscentrum van San José er één is. Het is juist vanaf de extreme militarisering van dit centrum vanaf april 2005 dat de oorlogvoerende partijen werden aangetrokken en dat de gewapende botsingen gestimuleerd werden, die talrijke slachtoffers van de burgerbevolking opleverden.

  • · Op vrijdag 25 januari 2013 rond 21:00 uur trok een contingent paramilitairen het gehucht La Cristalina binnen. Ze bedreigden en beschimpten er verschillende families, met inbegrip van verschillende kinderen. Tussen de paramilitairen die er toekwamen bevonden zich de gebroeders Albeiro en Lubín CARDONA BORJA, die van deze zone afkomstig zijn en die zich hebben overgegeven aan het leger in 2005. In december 2005 namen ze deel aan het bloedbad op 6 jongeren, waarvoor het leger 4 miljoen pesos voor elk vernietigd leven betaalde. Sindsdien trekken ze mee met troepen van het leger en bij deze gelegenheid herinnerden ze eraan dat ze juist een jaar geleden hier ook waren geweest met de officiële legertroepen. De aanwezigheid van deze mannen en van andere burgers in de legertroepen brengen het voortduren van het paramilitarisme in de regio aan het licht. Want het gaat over burgers die onwettig gerekruteerd zijn en hun verblijf hebben in gebouwen van het leger om absoluut illegale gewapende operaties te realiseren. Die juist genoemde illegale Staatsagenten beroofden daar in La Cristalina William CARDONA en Alfredyz RIVAS BORJA van hun vrijheid en ze scholden ze met geweld uit. Deze laatste moest gerechtelijke montages en erge agressie ondergaan vanwege agenten van de Staat. De meerderheid van de leden van zijn familie werden vermoord door agenten van de Staat.

  • · Op zaterdag 26 januari 2013 rond 1:00 uur in de ochtend drong de paramilitaire groep, die de vorige dag was aangekomen in het gehucht La Cristalina, de woning binnen van een lid van de Interne Raad van de Vredesgemeenschap. Ze vroegen hem of de Vredesgemeenschap nog steeds aanwezig was in de nederzetting van San Josecito en ze eisten dat hij hen de namen zou geven van de leiders van de Humanitaire Zone van La Cristalina. Volgens informatie van boeren bevinden zich troepen van het leger op nauwelijks 20 minuten.

Reeds sinds 16 jaar heeft het Presidentschap van de Republiek alle gedetailleerde informatie van al deze criminele daden, maar het heeft er de voorkeur aan gegeven heel dit gedrag van zijn onderdanen te tolereren en ze zelfs te belonen met de afwezigheid van om het even welke bestraffende of corrigerende sanctie. Tegen zulke gedragingen spreken we onze meest energieke veroordeling uit.

We bedanken opnieuw alle gemeenschappen en personen die op veel plekken ter wereld van nabij ons op weg gaan volgen en ons met hun morele kracht ondersteunen!

22/12/2013 Bedankt

Beste Sus en Vrienden uit België


Hartelijke Groeten


Jesús Emilio en Arley zijn reeds opnieuw aangekomen in de Vredesgemeenschap en we hebben over hun verblijf in België en over de bondgenootschappen en begeleidingen die ginder werden afgesloten. Dat betekent hoop voor ons proces. Het is aangenaam voor ons dat we onze meest diepe gevoelens van dankbaarheid mogen laten blijken. Hierbij schieten onze woorden te kort om onze gevoelens van dankbaarheid voor de solidariteit en de menselijke warmte die jullie met ons gedeeld hebben uit te drukken. Dat inspireeert ons en geeft ons kracht om deze weg te vervolgen die jullie ook dagelijks met ons afleggen. Een op weg gaan dat elke dag de hoop opent dat andere werelden mogelijk zijn, waarbij men inderdaad in harmonie kan leven in wederkerige eerbied voor mekaar... Voor deze gebaren van solidariteit met de Vredesgemeenschap van San José de Apartadó, veel dank ...


Vanaf morgen zijn we in Vergadering met de Gemeenschap in Mulatos, in het Vredesgehucht "Luis Eduardo Guerra. Daar zullen we met heel de gemeenschap over deze rondreis spreken die heel succesvol was; Dit allemaal dank zij jullie.


Met grote gevoelens van respect en waardeing wensen we jullie een Zalig Kerstfeest en een Gelukkig Nieuwjaar.


met grote waardering,


Interne Raad

16/12/2013 De President vroeg ons vergiffenis

Op 10 december ll., in het kader van een ceremonie in het Presidentieel Paleis (Palacio de Nariño) met het oog op het lanceren van het Integraal Beleidsvoorstel voor de Mensenrechten vroeg de President van de Republiek, Juan Manuel Santos Calderón, in deze bewoordingen vergiffenis aan de Vredesgemeenschap:

“Enkele jaren geleden werden vanuit het Presidentschap van de natie, onterechte beschuldigingen gedaan tegen de Vredesgemeenschap van San José de Apartadó. Met betrekking hierop verordende het Grondwettelijk Hof aan de Staat, in hoofde van de President zelf, deze terug te trekken. Vandaag wil ik, in deze omgeving van mensenrechten, voor het land en voor de wereld, mijn plicht volbrengen door deze terugtrekking. En ik doe dat met een sterke overtuiging als democraat, met de volle betekenis van wat deze terugtrekking betekent in termen van morele rechtvaardigheid voor een gemeenschap die heeft ingezet op een heden en een toekomst van vrede. Als Staat trekken we onze woorden terug. Als Staat maken we ons engagement voor het respect en de bescherming van de mensenrechten kenbaar. Want dat mag nooit opgegeven worden. We tonen ook onze gehoorzaamheid aan de rechtsorganen die waken over deze mensenrechten. Ik erken in de Vredesgemeenschap van San José de Apartadó het moedig claimen van de rechten van de Colombianen. Ondanks het feit dat ze het conflict in eigen vlees moest doorstaan bleef ze trouw aan haar voornemen de vrede te bereiken voor het land. We gaan niet akkoord met uitspraken en houdingen van stigmatisering tegen hen die de vrede zoeken en het geweld afwijzen. Integendeel wij zijn van mening dat elke verdediger van de vrede en van de mensenrechten opgehemeld en beschermd moet worden. DAAROM VRAGEN WIJ VERGIFFENIS. Daarom VRAAG IK VERGIFFENIS.”

Met dit gebaar wilde de President, buiten de opgelegde tijd, gehoorzamen aan het mandaat dat hem werd opgelegd door het Grondwettelijk Hof in haar Vonnis 164 van 6 juli 2012. Want in het eerste punt van haar resolutie stelt het Hof dat de Minister van Binnenlandse Zaken opdracht werd gegeven”binnen de maximumtermijn van één maand te tellen vanaf de mededeling van dit vonnis de procedures te coördineren en in werking te stellen voor de officiële presentatie van de terugtrekking van de beschuldigingen tegen de Vredesgemeenschap en haar begeleiders en de bepaling van een procedure te bepalen om toekomstige bedreigingen tegen deze Gemeenschap te voorkomen, evenals het opstellen van een uniek communicatiekanaal dat de risico’s op bedreiging vermindert en het heropbouwen van het vertrouwen aanmoedigt.”

Onze Vredesgemeenschap waardeert de termen van het presidentieel gebaar en is van mening dat hij daarmee één deel van Verordening nummer 1 van het vonnis 164 van het Grondwettelijk Hof nakomt.

Ofschoon we appreciëren dat President Santos in duidelijke termen, die geen ruimte laten voor twijfel of dubbelzinnigheid, het bedreven onrecht erkent en tracht hiervoor schadeloosstelling te geven met woorden die het land en de wereld uitnodigen om een identiteit die 9 jaar gestigmatiseerd werd in eer te herstellen, toch missen we de uitvoering van het tweede deel van de order opgelegd door het Grondwettelijk Hof. Want deze woorden dienden als basis om meer dan 2000 misdaden tegen de menselijkheid te rechtvaardigen, waarmee men ons wilde vernietigen. Dat tweede deel bestaat hierin: “een procedure te bepalen om toekomstige bedreigingen tegen onze Gemeenschap te voorkomen en een uniek kanaal van communicatie op te zetten die de gevaren op bedreiging vermindert en de heropbouw van het vertrouwen aanmoedigt.”

Onze Gemeenschap betreurt ernstig dat het kantoor van de President ons op geen enkel moment heeft gecontacteerd, al was het maar om ons in te lichten over zijn voorstel van terugtrekking , een gebeuren waarvan wij pas achteraf werden ingelicht door de massacommunicatiemedia, of om op een reële en concrete manier de dimensies en effecten te evalueren die deze presidentiële kwaadsprekerij in 9 jaar heeft veroorzaakt. Vanaf het moment dat het mandaat van President Santos begon heeft onze Gemeenschap in zijn kantoor 12 Rechten op Petitie neergelegd waarin hij in kennis gesteld werd van de daden van barbaarsheid waaraan wij werden onderworpen en blijven onderworpen worden door zijn ondergeschikten, zonder dat we ooit ook maar enig antwoord van hem hebben ontvangen. Want zijn administratie stelde zich tevreden met het overmaken van de documenten juist aan onze daders zelf, die op voortdurende en halsstarrige manier alles ontkennen en zeggen niet te weten wat wij in eigen vlees moeten doorstaan vanwege hun misdadig optreden.

We hopen dat de Heer President beslist om rechtstreeks ons lot als slachtoffer te leren kennen en te evalueren en om maatregelen te treffen die op doeltreffende wijze leiden naar het stopzetten van het systematisch proces van uitroeiing dat militairen en paramilitairen in eenheid van actie proberen te ondernemen tegen ons.

16 jaar lang moesten we doden begraven, werden we geconfronteerd met gerechtelijke montages van de ergste en meest geraffineerde perversiteit, moesten we zonder enige hulp van de Staat de verwoestingen, aangericht door plundering, het in brand steken en verwoesten van woningen, teelten en elementaire goederen om te kunnen overleven herstellen. 16 jaar lang moesten we zorgen voor gefolterden en bedreigden, slachtoffers van willekeurige bombardementen en van oorlogsconfrontaties die halsstarrig worden opgezet te midden van de burgerbevolking tegen alle voorschriften van het Grondwettelijk Hof in. 16 jaar lang moesten we met verschillende strategieën de vergiftiging van onze waterbronnen en de verkrachting van onze vrouwen, jongeren, kinderen tot zelfs onze dieren proberen te ontlopen. 16 jaar lang moesten we illegale huiszoekingen en het gemeenschappelijk binnenvallen van militairen en paramilitairen doorstaan, die enkel terreur beogen te zaaien en die proberen de uitoefening van de burgerlijke en politieke rechten te verhinderen en die de onderwerping beogen van de burgers aan hun plannen van gemeenschappelijke territoriale militaire/paramilitaire controle ten gunste van ondernemingen met schandelijke bedoelingen. 16 jaar lang moesten we protesteren en aanklachten indienen tegen van de angstwekkende rottigheid van de rechterlijke en disciplinaire macht in de zone, die elke wettelijke norm met de voeten treedt en die alle misdaden in absolute straffeloosheid laat. Onze ervaring van die 16 jaar … al dat lijden verplicht ons krachtig de vraag te stellen of het mogelijk is deze barbaarsheid te doen stoppen zonder enige maatregel van correctie en van bestraffing te nemen tegen het militair personeel en tegen het politiepersoneel dat deze zone gedurende ten minste de laatste 15 jaar controleerde in nauwe coördinatie met verschrikkelijk misdadige paramilitaire structuren. Vandaar dat we ons met beklemming afvragen: “Zal het zo zijn dat alleen deze woorden van vergiffenis de systematische misdaad tegen de menselijkheid, in het Statuut van Rome gedefinieerd als VERVOLGING, zullen doen ophouden, zonder dat dit zich vertaalt in echte en doeltreffende maatregelen die opheldering brengen, corrigeren, sanctioneren en herstellen?”

Onze Gemeenschap blijft hopen dat minstens dat wat het Grondwettelijk Hof in zijn wijsheid bepaalde als een procedure om toekomstige bedreigingen tegen onze Gemeenschap te voorkomen en als een uniek communicatiekanaal dat de risico’s op bedreiging doet afnemen er komt.

We blijven ook hopen op de uitvoering van de 4 andere verordeningen die door het Grondwettelijk Hof werden getroffen in haar Vonnis 164/12 en die niet binnen de termijnen vastgesteld door het Hof werden gehoorzaamd. Want die blijven uit te voeren binnen nieuwe tijdstermijnen:

  • · De oprichting van een Commissie ter Evaluatie van het Gerecht;

  • · Het opzetten van een collectief plan ter preventie en ter bescherming van het leven, de integriteit, de veiligheid en de vrijheid van de Vredesgemeenschap en ook het aannemen van een beschermingsmechanisme dat het risico niet verhoogt voor haar leden en haar begeleiders;

  • · Het opzetten van een vlotte en transparante procedure om de klachten en vragen van de Vredesgemeenschap te behandelen, terwijl men tot doeltreffende resultaten komt in de Commissie ter Evaluatie van het Gerecht en terwijl men in de zone een Justitiehuis kan oprichten;

  • · Het opzetten van een procedure van herziening en toepassing van de principes van het Internationaal Humanitair Recht die tegelijk de grondwettelijke verplichtingen van de Strijdkrachten en de rechten van de Vredesgemeenschap eerbiedigt, in het licht van het mechanisme dat gezamenlijk door de Strijdkrachten en de Vredesgemeenschappen werd aangenomen in 1998 en dat de aanwezigheid van de Strijdkrachten uitsloot in humanitaire zones tenzij om punctuele problemen van publieke orde (volgens het concept van de gemeenschappen of van de justitiehuizen) te bezweren.

We betreuren het heel erg dat de beslissingen en het verzuim van de Heer President voortduren klaarblijkelijk zonder begrip voor het feit dat onze Vredesgemeenschap een proces van uitroeiing en schending van zijn fundamentele rechten blijft ondergaan vanwege zijn rechtstreekse ondergeschikten. We betreuren dat hij, indien hij geen drastische beslissingen neemt tegen hen, de verantwoordelijkheid van gezagvoering over daders van misdrijven tegen de menselijkheid zal blijven op de hals halen, omdat hij de concrete normen van de Grondwet en van de Internationale Mensenrechtenverdragen naast zich neerlegt.

Het duidelijkste voorbeeld hiervan is zijn weigering om van zijn Minister van Defensie gehoorzaamheid aan het Vonnis 1025/2007 te eisen, ofschoon onze reeds talrijke petities dat hij nauwkeurige orders zou geven om dit vonnis uit te voeren. We verstaan niet hoe de koppigheid van de Minister van Defensie om dit vonnis niet uit te voeren er de President niet toe gebracht heeft een functionaris te ontslaan die de Grondwet en de Wet niet eerbiedigt, want hij blijft tolereren dat hij het vonnis niet uitvoert in flagrante schending van de Nationale Grondwet.

Een gelijkaardig voorbeeld hiervan is zijn weigering om het Leger het bevel te geven om de jongere BUENAVENTURA HOYOS HERNÁNDEZ, met dwang verdwenen op 31 augustus in het gehucht La Hoz van San José de Apartadó, terug te geven aan zijn familie en gemeenschap. Hij werd ontvoerd door een groep paramilitairen die in nauwe eenheid van actie opereren met troepen van het Bataljon Vélez van de XVII-de Brigade. Dat is hetzelfde Bataljon dat het gruwelijk bloedbad van 21 februari 2005 uitvoerde. Met weerzinwekkend cynisme geeft de Regering antwoord aan de intergouvernementele organismen, die van de regering eisen dat ze de verdwenen jongere overhandigen, door te bevestigen dat ze op zoek zijn naar hem in hospitalen en terminals van transport, terwijl ze maar al te goed weten welke gemeenschappelijke militaire/paramilitaire troepen hem onttrokken aan elke juridische bescherming van zijn rechten en hem onderdompelden in een totale existentiële onbepaaldheid. Dit geval brengt ons ertoe ons af te vragen tot op welk punt woorden – met inbegrip van oprechte woorden van vergiffenis – kunnen dienen als dekmantel voor barbaarsheid. En het brengt ons er toe ons af te vragen tot op welk punt ze de Staten, die zelfs internationale instrumenten hebben onderschreven zoals de Interamerikaanse Conventie tegen de Gedwongen Verdwijning van Personen, kunnen legitimeren. Op deze manier gommen ze met daden uit wat plechtig wordt onderschreven op het forum van de naties.

Het meedogenloos voortduren van de VERVOLGING verplicht ons om aan deze getuigenis de laatste FEITEN toe te voegen die we moesten doorstaan:

Op vrijdag 6 december 2013 rond 14:30 uur werd de ontploffing van een bom gehoord in het gehucht Miramar, wat de bewoners van deze nederzetting met paniek vervulde. Onmiddellijk riep dat de herinnering van FRANCISCO PUERTAS, coördinator van deze Humanitaire Zone van onze Vredesgemeenschap voor de geest. Francisco werd op 14 mei 2007 in de terminal van transport in Apartadó vermoord. Deze plaats was jarenlang onderworpen aan de terreur van de paramilitaire structuren die beschermd werden door de Politie van Urabá. Francisco had met immense inspanningen een met takken afgemaakte plek gebouwd met borden en vlaggen van vrede waar de burgerbevolking toevlucht kon zoeken in momenten zoals dit moment. De Regering weigerde, in een document aan het Interamerikaans Hof voor de Mensenrechten gericht, deze Humanitaire Zones te erkennen. De moord op Francisco vernietigde deze nederige plek van bescherming. Nu blazen militairen en paramilitairen op hun gemak terreurgolven aan tegen de bewoners.

Op zondag 8 december 2013 rond 14:00 uur greep er in het dorpscentrum van San José de Apartadó een gevecht plaats tussen guerrilleros en de Strijdkrachten. Opnieuw zaten de bewoners van de dorpskern en zij die door deze zone passeerden te midden van het geweervuur. Eens te meer konden de gevolgen van de weigering van de Regering om de verschillende vonnissen van het Grondwettelijk Hof die verbieden militaire basissen en politieposten te plaatsen te midden van de burgerbevolking vastgesteld worden. Want in de plaats dat deze vonnissen dienen ter bescherming van de burgers, proberen ze de burgers te laten fungeren als schild voor de militairen tegen de guerrilla. En zo brengen ze de burgers in groot gevaar.

Op woensdag 11 december 2013 in de ochtend werd een vrouw die deel uitmaakt van onze Vredesgemeenschap benaderd door een functionaris van het Administratief Departement voor Sociale Welvaart (dat vroeger Sociale Actie van het Presidentschap heette). De voorbije jaren bekleedde hij de post van Gemeenschapsombudsman van de zone. Hij bood haar de mogelijkheid aan de formaliteiten op te starten voor een administratieve schadeloosstelling voor haar verwant die slachtoffer was. Hij deed dat op ongeoorloofde wijze zonder dat iemand daar van op de hoogte zou zijn en zonder dat iemand de illegale procedures zou ontdekken. De functionaris gaf haar te kennen dat hij dat zo had gedaan met veel mensen door het mechanisme van de “chanchullo” = “oplichterij” te gebruiken. De functionaris was er zich van bewust dat onze Vredesgemeenschap via vergaderingen waarbij alle leden deelnemen en beslissingen nemen, de keuze gemaakt heeft geen beroep te doen op het mechanisme van de administratieve reparatie. Want dit houdt geen rekening met gerechtigheid en het eindigt met de slachtoffers uitsluitend te beschouwen als koopwaar en zo hun leven en waardigheid in te ruilen voor geld. Klaarblijkelijk voert deze functionaris een clandestiene strategie uit van bespotting en vernietiging van onze ethische principes.

De laatste dagen hebben we de antwoorden leren kennen die de Ombudsdienst voor de mensenrechten verstuurt aan gemeenschappen en organisaties van andere landen die het levend verschijnen claimden van de jongere Buenaventura Hoyos, verdwenen op 31 augustus van dit jaar door gemeenschappelijke hordes van militairen en paramilitairen. De Ombudsdienst beschouwt de antwoorden van de Regering, waarin ze bevestigt dat men de jongere zoekt in hospitalen, klinieken, in de terminals van transport en in gevangenissen, als doeltreffend, alsof dat doeltreffende maatregelen waren om te verplichten van de jongere levend terug te geven. Want zijn ontvoerders zijn intiem verbonden met Staatsagenten, zoals een zoektocht van 150 personen die naar de zone reisde tussen 6 en 10 oktober ll. in een poging om hem te bevrijden, het vaststelde. Aan deze tocht namen leden van humanitaire groepen uit 8 landen, journalisten van verschillende media en vertegenwoordigers van inheemse gemeenschappen en boerengemeenschappen uit diverse zones van het land deel. De Ombudsdienst heeft haar verplichting om hem te bevrijden, door de staatsagenten en parastaatsagenten die hem gegijzeld houden te verplichten om hem te overhandigen, niet nagekomen. Daarom is het dat wij in deze houdingen niets anders kunnen zien dan vormen van medeplichtigheid, want wij zijn ervan overtuigd dat de Ombudsdienst in de Grondwet van 1991 ontworpen was om op te treden en niet om sprakeloze toeschouwer te zijn van de vernietiging van alle nationale en universele waarden.

Door middel van deze getuigenis wil onze Vredesgemeenschap alle gemeenschappen en personen, die ons op verschillende plaatsen in het land en in de wereld geholpen hebben om onze waarden en principes hoog te houden met onomkoopbare morele solidariteit, in kennis stellen van onze reactie en analyse van het presidentieel vragen van vergiffenis en van heel de context te midden van onze beproevingen. Ook verschillende communicatiemedia en organisaties en sectoren van de burgermaatschappij die erom gevraagd hebben willen we op de hoogte brengen. Geen enkele gebeurtenis, hoe belangrijk die ook mag zijn, kan ons het perspectief van de verdediging van enkele waarden en principes, die we hebben opgebouwd te midden van afschrikwekkende beproevingen , te midden van processen van weerstand die het leven kostten van verschillende honderden van onze broers en zusters, doen verliezen.

01/12/2013 Onberispelijke operatie met medeplichtigheid van de Strijdkrachten

We kunnen de stilte niet blijven bewaren ten aanzien van de recente feilloze en historische operatie voor het Land, zoals die slechts enkele dagen geleden is uitgevoerd door militairen en paramilitairen in het district van San José de Apartadó. Eens te meer is het gezamenlijk optreden tussen militairen en paramilitairen overduidelijk in de operaties die ze in de streek uitvoeren met totale onbeschaamdheid en met zo’n sterke samenwerking dat ze elke verbeelding tart.

Meer dan 16 jaar zijn we slachtoffers van het gezamenlijk optreden en van de heimelijke samenwerking van militairen en paramilitairen. Het aantal misdaden door hen en ook door de guerrilla tegen onze Vredesgemeenschap stijgt uit boven 2400. Ondanks onze klachten en onze ontelbare bewijzen in al die jaren hebben de opeenvolgende Regeringen en hun verschillende instellingen echter niets anders gedaan dan deze werkelijkheid te ontkennen.

Omdat we niet aanvaarden dat ze ons vermoorden, dat ze ons massacreren, dat ze ons ontheemden, dat ze onze vrouwen verkrachten en onze kinderen vierendelen, omdat we de eerbiediging eisen van het universeel recht op leven voor ons en voor de bevolking in het algemeen, behandelen ze ons als guerrilleros, als verklikkers.

Een zelfde taalgebruik van een “Gemeenschap van guerrilleros” gebruiken ook de Brigades van het Leger en de afdeling van het Openbaar Ministerie van Urabá. Dezelfde geluiden weerklinken als echo bij de paramilitaire commandanten van de streek.

Meer dan 5 dagen lang was een groep paramilitairen aanwezig in de gehuchten van Arenas Bajas en Arenas Altas van het district van San José de Apartadó. Op maandag 18 november 2013 rond 7:30 houden ze een burger aan die in gezelschap was van een minderjarige. Ze dwingen hen met hen mee te gaan. Minuten later dringen ze een huis binnen in Arenas Altas. Daar pakken ze 5 jongeren, zogezegd met geweren, mee. Later werden ze naar de Paramilitaire Basis van Nuevo Antioquia meegevoerd onder voorwendsel van ze de volgende dag levend te overhandigen omdat de Vredesgemeenschap een schandaal zou veroorzaken indien ze hen doodden.

De volgende dag, dinsdag 19 november 2013 rond 4:00 werden de volwassene en de minderjarige die hem vergezelde vrij gelaten nadat ze hen eerst verplicht hadden vanuit de Paramilitaire Basis naar de plaats van de officiële overhandiging van de 5 overgebleven minderjarigen te stappen. Heel deze actie greep plaats in aanwezigheid van verschillende regionale en nationale communicatiemedia en van de commissie die de minderjarigen in ontvangst zouden nemen.

Het waren de paramilitairen die zich belastten met de coördinatie van het vertrek en de aankomst van die institutionele commissie vanuit het centrum van Currulao naar het paramilitair kamp op de weg van Currulao naar het centrum van Nuevo Antioquia. Dit gebeurt zonder dat ze onderweg militaire aanwezigheid ondervinden, want de weg was daar totaal van vrijgemaakt. Want het is goed geweten, dat daar waar paramilitaire controle is, het leger zich verwijdert en alles in handen laat van de paramilitairen.

Daar in het kamp werden bekende paramilitairen, ex-deserteurs van de FARC opgemerkt, zoals o.a. alias ‘Chibirico’, alias ‘Sopa’, alias ‘Majute’, die lange tijd in de XVII-de Brigade verbleven en nadien de overstap maakten om paramilitaire groepen te bevelen.

Reeds op donderdag 21 november 2013 kwamen de jongeren aan in de gebouwen van Familiaal Welzijn en eens de politieagenten waren teruggetrokken die de minderjarigen bewaakten, kwamen daar drie individuen toe, onder hen de bekende paramilitair Ancisar Pavierna alias ‘Risitas’. Die laatste bedreigt één van de zusters van één van de aangehouden jongeren met de dood en hij licht het plan toe om de jongeren te vermoorden. De individuen bleven daar minstens 30 minuten. Daarom was het nodig de minderjarigen onmiddellijk naar een andere plaats over te brengen. Ondanks deze situatie was de politie evenwel niet aanwezig op deze plaats.

Op dezelfde dinsdag 19 november 2013 waren militaire troepen aanwezig in het gehucht La Resbalosa. Ze kwamen uit het gehucht Mulatos, waar verschillenden van hen zich op zondag 17 november als paramilitairen uitgaven voor verscheidene boeren.

Op vrijdag 22 november 2013 kondigden bekende paramilitairen in Nuevo Antioquia aan verschillende burgers aan dat ze operaties zouden blijven uitvoeren in het district van San José de Apartadó. Ze uitten bedreigingen tegen Germán GRACIANO , de Wettelijk Vertegenwoordiger van onze Vredesgemeenschap. Ze zegden, dat als hij toch zo moedig is, waarom was hij dan niet bij de Commissie om de jongeren op 19 november ll. in ontvangst te nemen, zodat ze die klootzak hadden kunnen vermoorden. Daar kondigden ze aan de burgers aan dat ze de boodschap moesten overmaken aan de boerenbevolking in het algemeen dat het voor de boerenbevolking van de zone immers verboden bleef steun te ontvangen van de Vredesgemeenschap en dat de Vredesgemeenschap moest uitgeroeid worden. Want ze trokken op met enige ‘gringos’ (Amerikanen) als begeleiders (= Vredesbrigadisten) en dit had hen veel schade berokkend, dat ze telkens er iets voorviel hen veel schandaal veroorzaakten. Ze zegden dat de gemeenschap een stel verklikkers waren alsook de boeren van Arenas Altas, Las Nieves, El Porvenir en La Esperanza, en dat ze daar dus niets konden uitrichten , omdat de Gemeenschap er onmiddellijk rekenschap van gaf en hen dus schandaal veroorzaakte. En dat ze dat niet langer gingen toestaan.

Daar bevestigden ze ook dat ze in Nuevo Antioquia waren terwijl de Gemeenschap daar in Humanitaire Commissie voorbijtrok op 7 oktober 2013, wat hen ertoe bracht om verschillende gehuchten te doorlopen met gringos en journalisten. Bovendien verzekerden ze dat zij zelf in San José binnendrongen en in de Vredesgemeenschap van San José de Apartadó zelf op 28 september ll. wanneer ze pamfletten uitdeelden van de AGC (Autodefensas Gaitanistas de Colombia).

Op zaterdag 30 november 2013 benaderde een individu dat zich uitgaf als paramilitair een bewoner van San José, terwijl die wandelde door het bewoonde centrum van Apartadó. Hij kondigde aan dat ze verder operaties gingen doen in de gehuchten van San José, want ze moeten afrekenen met verschillende personen daar. Bovendien drong hij erop aan dat hij de naam van de eigenaar van de woning die ze waren binnengevallen op 18 november 2013 in het gehucht Arenas Altas zou zeggen, want deze heer zal dat duur bekopen, nl. met zijn leven.

Op zondag 1 december 2013 rond 14:00 uur werden verschillende vlagen geweervuur gehoord tussen de gehuchten Guineo Alto en Arenas Altas, wat angst veroorzaakte bij de bewoners van deze gehuchten. Op dit moment hebben we geen berichten over wat daar zou gebeurd zijn.

Met totale onbeschaamdheid en vlak onder de neus van soldaten en politieagenten doen de paramilitairen alles wat ze willen met het goeddunken van de Brigades van het Leger en van de politie, de wieg van de misdaad in de regio Urabá.

We staan aan de grond genageld en sprakeloos tegenover zoveel schaamteloosheid en brutaliteit bij het zien hoe de Staat zijn clandestiene en criminele arm blijft huisvesten.

De Vredesgemeenschap blijft eens te meer trouw aan haar principes voor het leven waar het geen afstand kan van doen en die niet kunnen afgekocht worden, zoals we dat onder alle omstandigheden gedaan hebben. Daarom verwerpen en veroordelen wij categoriek het gebruik en het betrekken van minderjarigen en burgerbevolking bij het gewapend conflict, door de verschillende gewapende partijen: leger/paramilitairen of guerrilla.

19/11/2013 Met alle gemak doen de paramilitairen 6 personen verdwijnen

Opnieuw verheft onze Vredesgemeenschap haar stem met een dringende smeekbede om de nationale en internationale gemeenschap te smeken om het leven van 6 burgers (te redden) die de paramilitairen deden verdwijnen.

Op woensdag 13 november 2013 was er een groep paramilitairen aanwezig in het gehucht Arenas Bajas. Hier bedreigden ze verschillende families. Ze zegden dat ze een inval voorbereid hadden tegen verschillende personen in de streek.

Op zondag 17 november 2013 was er een groep paramilitairen aanwezig in het gehucht Mulatos, vlak bij een nederzetting van onze Vredesgemeenschap.

Op maandag 18 november 2013 rond 8:00 uur kwam een groep paramilitairen aan in het gehucht Arenas Altas, waar een nederzetting is van onze Vredesgemeenschap. Daar namen ze 6 burgers mee, waarvan 5 minderjarigen. Bovendien aten ze de kippen op van de verschillende huizen waar ze binnendrongen. Dezelfde dag wanneer de paramilitairen terugkeerden en door het gehucht Arenas Bajas passeerden drongen ze het huis binnen van een boer en hier bedreigden ze een jonge vrouw. Ze beschuldigden haar ervan een guerrillera te zijn en ze zegden dat ze haar wilden meenemen.

Opnieuw opereren de paramilitairen met alle gemak met de steun van de Strijdkrachten, die hen in alle opzichten beschermen en verdedigen.

We kunnen niets meer dan deze acties, die eens te meer de heimelijke samenwerking tussen de Staatsinstellingen en hun clandestiene arm, nl. de paramilitaire groepen, bevestigen, te betreuren en af te wijzen.

15/10/2013 Zonder wapens op zoek naar een leger van gewapende moordenaars

Onze Vredesgemeenschap heeft van 6 tot 10 oktober 2013 een pelgrimstocht gehouden voor het leven en tegen de verplichte verplaatsing en verdwijningen, die gericht zijn tegen de burgerbevolking in de omgeving. Deze pelgrimstocht had de bedoeling om door verschillende gehuchten rond San José te trekken, zoals La Esperanza, La Hoz, Rodoxaly, Sabaleta, onder andere en het district van Nuevo Antioquia van de gemeente Turbo. Aan de bedevaart namen meer dan 150 personen deel, personen uit verschillende landen waren er bij: uit Duitsland, Frankrijk, Canada, Engeland, Mexico, Italië, Portugal en de Verenigde Staten, alsook personen uit andere gebieden in Colombia en leden van de Vredesgemeenschap.

Bij aanvang van onze tocht konden we de aanwezigheid vaststellen en bevestigen van paramilitairen in de plaatsen waar we passeerden. In het gehucht La Esperanza, vlakbij onze nederzetting van de Vredesgemeenschap, alsook in de nabijgelegen gehuchten zoals El Porvenir en Playa Larga, constateerden we de aanwezigheid van verschillende zwaar bewapende paramilitaire groepen, met camouflage en met kentekens van de AGC. Bij aankomst in de bebouwde kom van Nuevo Antioquia, konden we zien hoe bekende paramilitairen rustig door de straten liepen, zonder door de politie te worden lastig gevallen, die daar permanent aanwezig is, terwijl verschillende van de meest bekende paramilitairen daar leven, zoals onder andere alias Panelo, alias Tribulín of “El Enano”. Bij aankomst in Rodoxali en Sabaleta viel het ons op dat de paramilitairen al daar waren geweest voordat de pelgrimsgroep aankwam, enkele minuten tevoren hadden ze zich in de bergen verscholen. We kwamen vele legen huizen van families tegen, die recentelijk waren verlaten, plaatsen die ons als logies konden dienen. Er wordt geraamd dat ongeveer 28 families tussen Rodoxaly en La Hoz zijn moeten vluchten uit angst vermoord te worden.

Reeds wanneer we vertrokken van Rodoxaly, na enkele minuten de plek verlaten te hebben, losten de paramilitairen enkele schoten alsof ze ons wilden zeggen: we ontmoeten elkaar niet, maar we zijn hier! Na slechts een tweetal kilometer, kwamen we een groep militairen tegen, schijnbaar onder bevel van een ‘sergeant”, genaamd “Guarán”, die ronduit de aanwezigheid van paramilitairen ion de zone ontkenden, want volgens hen waren ze meer dan een maand geleden hier aangekomen en hadden ze niets opgemerkt. Hun antwoord is hetzelfde als wat ze ons gedurende 16 jaar al zeggen: “we zoeken ze, maar we vinden ze niet” Wij van onze kant zijn er achter gekomen dat de paramilitairen na ons vertrek daar zijn teruggekomen. We vragen ons af waarom ze zich niet laten zien. En het enige antwoord dat we hierop vinden is dat ze nooit in staat zullen zijn om hun misdaden te rechtvaardigen.

Op dinsdag, 1 oktober 2013 deelt een groep paramilitairen briefjes uit in de gehuchten Rodaxaly, Sabaleta, Las Flores en Las Monas, briefjes die reeds waren verspreid op 28 september in heel de zone van Uraba, waarin ze de misdaden die ze hebben begaan tegen onze Vredesgemeenschap en de bevolking in de omgeving ontkennen. Hierop beweerden ze aan de boeren dat de Vredesgemeenschap een gemeenschap van de guerrilla is en dat wie toetreedt tot de gemeenschap de gevolgen ondergaat.

Op vrijdag 4 oktober 2013 benaderen soldaten van het bataljon Vélez, die zich sedert enkele dagen in het gehucht La Hoz bevinden, een woning van een boer in het gehucht en vragen naar de verblijfplaats van het lief van de jongeman Buenaventura Hoyos, ontvoerd door de paramilitairen op 31 augustus 2013. Daarbij beschreef de militair haar zo gedetailleerd, dat hij zelfs zei dat ze een halssnoer droeg met die en die details. Daarbij zei hij dat de jongeling, waar hij vertoefde, het goed maakte, dat ze zich geen zorgen moesten maken, dat het hem goed ging. Het blijft dus vanzelfsprekend dat het leger en de paramilitairen niet alleen samen opereren, maar dat ze daarenboven gedetailleerd de resultaten van hun acties kennen.

Op zaterdag 5 oktober 2013 rond 11:00 uur was er een hevig gevecht tussen troepen van het nationale leger en guerrillero’s van de Farc in het gehucht Buenos Aires in het district San José. Volgens de versie van boeren uit het gehucht verloren minstens twee soldaten het leven.

Op donderdag 10 oktober 2013 was er een vuurgevecht tussen de troepen van het nationale leger en guerrillero’s van de Farc in het gehucht Miramar, in het district San José. Volgens informatie van de boeren werd één guerrillero gedood en een andere gewond.

Tussen donderdag 10 en vrijdag 11 oktober 2013 vloog een helicopter over de zone van het district San José en strooide briefjes uit waarop verschillende veronderstelde leden van de Farc aangemaand werden zich aan te sluiten bij het plan van reclassering. Deze methode is niet meer dan een strategie om de publieke opinie en de bevolking in het algemeen voor te bereiden op het feit dat wanneer er gevangenneming of doding van burgers zou plaatsvinden, die slachtoffers als guerrillero’s zouden worden beschouwd.

Op zaterdag 12 oktober 2013: een soldaat van het nationale leger, ingeschreven bij het Bataljon Vélez, dat zich bevond in het gehucht La Hoz, in de boerderij van boer Ismael Molina, hoorde men, ten aanzien van verschillende burgers die zich in de boerderij bevonden, vragen aan zijn bevelhebber: “mijn commandant, als wij de paramilitairen komen achtervolgen, waarom blijven we dan zo openlijk en zo rustig in deze boerderij. Zo gaan we ze niet tegenkomen en nog minder in gevecht komen met paramilitairen.” Vervolgens brachten zijn bevelhebber en andere militairen van rang hem ver weg, van de boerderij en omringden hem, wie weet waarom, maar wat duidelijk is, dat minuten later de soldaat terugkeerde naar de boerderij en erg bezorgd tot de burgers zei: “ hoe spijtig, dat de samenwerking met de paramilitairen van zijn eigen bevelhebbers komt, en daar niets aan te doen is. Want bevel is bevel.” Daarenboven zei hij: “mijn oversten gaan me straffen omdat ik durfde de troepen uit te dagen om de paramilitairen te vervolgen, wetende dat zij niet worden bestreden.”

Hoewel de nationale, regionale en locale overheid zoals steeds volhardt in het laffe verbloemen van de moeilijke humanitaire situatie die in onze regio bestaat, zal onze gemeenschap niet zwijgen, we zullen het blijven uitroepen, naar de vier windrichtingen ons land in en de wereld in, opdat ooit de geschiedenis zal oordelen.

Opnieuw danken wij de nationale en internationale solidariteit met onze Vredesgemeenschap en metde bevolking van onze geografische en sociale omgeving. Bedankt om ons te vergezellen op deze lange weg van de hoop, om weerstand te bieden tegen de moordenaars met alternatieve opties om het leven te beschermen vanuit vredelievende geweldloze instelling.

De wapens zullen ons niet intimideren, en tegenover de zaaiers van de dood zal onze keuze steeds naar het leven gaan.

30/09/2013 Een overvloed aan dagelijks bewijsmateriaal bevestigt de militaire/paramilitaire eenheid van handelen

Een overvloed aan dagelijks bewijsmateriaal bevestigt de militaire/paramilitaire eenheid van handelen

Opnieuw brengt onze Vredesgemeenschap het land en de wereld op de hoogte van de dagelijkse agressie van de criminele Colombiaanse Staat in zijn absoluut niet te ontkennen versmelting met de Para-Staat, die in opdracht van de VS-regering werd opgericht vanaf 1962 om met wreedheid elk alternatief denken en dromen te vernietigen. Het was volledig tegenstrijdig dat de paramilitairen de laatste weken enerzijds meer en meer bewijzen nalieten van hun nauwe coördinatie met het Nationale Leger en anderzijds tegelijkertijd volledig ongehinderd de sterk gemilitariseerde ruimtes doorkruisen om strooibriefjes uit te delen waarin ze hun optreden ontkennen. Zulke paradox identificeert hen nog meer met het Leger, dat sedert 16 jaar niets anders gedaan heeft dan alles ontkennen wat het doet, zodat de hele bevolking getuige en slachtoffer kan zijn van hun misdaden.

We leggen getuigenis af ten aanzien van het land en de wereld van de laatste feiten:

Op vrijdag 20 september 2013 was een groep paramilitairen in het gehucht Caño Seco, van het district San José de Apartadó, aanwezig. Van verschillende boeren eisten ze dat ze zich de volgende dagen moesten voorstellen aan hun chefs in het district Piedras Blancas in de gemeente Carepa, waar een paramilitaire basis is vlakbij de installaties van de XVII-de Brigade. Onze Gemeenschap heeft die ontelbare keren aangeklaagd bij President Santos zonder dat hij ook maar iets ondernomen heeft om die uit te roeien, in het volle bewustzijn dat zij die deze basis beschermen zijn eigen onderdanen (= leger) zijn. Ook het Parket heeft niets ondernomen om hun installaties te inspecteren en om de daders, die vanuit die basis in volle vrijheid opereren, te berechten. Hun band met de XVII-de Brigade is overduidelijk want de gebroeders Ovidio, Lubín en Albeiro CARDONA BORJA, die zich in december 2005 overgaven aan de Brigade, verblijven sindsdien in de Brigade en worden door haar beschermd en zij werden illegaal ingeschakeld in gemeenschappelijke militaire/paramilitaire patrouilles, waarbij ze folteringen uitvoerden , bedreigingen uitten, rooftochten, gijzelingen en gerechtelijke montages opzetten. Ze leverden zich over nadat ze voordien een afgrijselijk bloedbad hadden voorbereid met het Leger, waarbij ze 6 jongeren in het gehucht La Cristalina vermoordden terwijl ze sliepen. Het leger betaalde hen toen miljoenen voor elke dode.

Op woensdag 25 september 2013 rond 10:15 deed zich een zwaar gevecht voor tussen een guerrillagroep en de militairen en politie die aanwezig zijn in het dorpscentrum van San José de Apartadó. Dit gevecht duurde minstens twee uren. De soldaten bevonden zich op dat moment in het educatief centrum van San José en ze twijfelden er niet aan de infrastructuur van dit centrum te gebruiken als loopgraaf. Zo brachten ze de levens van de kinderen en de leerkrachten in zeer groot gevaar. De leerkrachten moesten de leerlingen evacueren te midden van het vuurgevecht. Nury Guzman, lid van onze Vredesgemeenschap, die daar op dat moment passeerde , zag zich omsloten door het vuurgevecht. Onze Gemeenschap heeft ontelbare keren van de President geëist dat hij de vonnissen van het Grondwettelijk Hof, die verbieden dat er politieposten en militaire basissen geplaatst worden te midden van de burgerbevolking, uitvoert. Hier werd een echte oorlogsmisdaad begaan door de burgerbevolking als schild te gebruiken in een gewapend treffen. President Santos heeft geweigerd de vonnissen van het Grondwettelijk Hof uit te voeren, en niet enkel deze die hem verplichten de militaire basissen en politieposten van plaats te veranderen, maar ook andere meer expliciete die het Grondwettelijk Hof uitvaardigde ter bescherming van onze Vredesgemeenschap. Dus is het niet waar wat zijn secretarissen en zijn adviseurs antwoorden, als ze bevestigen dat hij de gerechtelijke beslissingen uitvoert en de Rechtstaat eerbiedigt. Het is zonneklaar dat dat niet klopt.

Op zaterdag 28 september 2013 in de ochtend drong een groep zwaar bewapende paramilitairen op moto’s de centrale nederzetting van onze Vredesgemeenschap binnen in San Josecito de Apartadó. Dat gebeurde zonder dat ze ook maar het minste gehinderd werden door militaire of politionele controles. Ze verdeelden strooibriefjes bij de huizen waarin de “Generale Staf van de Gaitanistische Zelfverdedigingsgroepen van Colombia - AGC” ontkent dat zij verantwoordelijk zouden zijn voor de misdaden bedreven tegen de Vredesgemeenschap en hun sociale omgeving. Ze schrijven deze misdaden toe aan “duistere krachten” die “hen schade willen aandoen”. Van hier vertrokken ze naar het dorpscentrum van San José, waar ze ook hun strooibriefjes konden verdelen, ondanks de talrijke aanwezigheid van leger en politie. Er bestaat een grondige gelijkenis tussen dit taalgebruik dat ontkent wat iedereen ziet en het discours van het Leger dat gedurende tientallen jaren hetzelfde deed: ontkennen wat iedereen ziet en moet doorstaan. En er is nog meer. Ze durfden ontkennen dat er paramilitairen bestaan en dat ze in coördinatie met hen opereren. Ze willen met een vinger de zon afdekken.

Op zondag 29 september 2013 rond 8:40 deden zich vijandelijkheden voor tegen het Politiestation gelegen in het dorpscentrum van San José. Eens te meer maakt dat duidelijk wat de gevolgen zijn van het niet uitvoeren van de vonnissen van het Grondwettelijk Hof door de President. Want zo wordt de burgerbevolking in groot gevaar gebracht.

Opnieuw bedanken we voor de solidariteit van talrijke gemeenschappen binnen het land en in andere landen van de wereld die ons met hun morele kracht ondersteunen. Aan hen herhalen we onze beslissing om weerstand te bieden tegen de morele rottigheid van deze Staat, zat van bloed en dood.

24/09/2013 Het cynisme en de misdaad worden in stand gehouden

De top van de Regering sluit de ogen voor onze gerechtvaardigde klachten om te eisen dat ze ten minste de Grondwet en de wetten uitvoert. Ondertussen kondigt ze wel sociale investeringen en ontwikkeling aan in de regio. Met dit cynisme beoogt ze de realiteit te verbergen waaraan onze Vredesgemeenschap en de boerenbevolking uit onze omgeving is onderworpen. Ze wil verdoezelen hoe de misdaden bedreven werden tegen de burgerbevolking. Ze ontkent de gedwongen ontheemding, de moorden, de folteringen, het vernielen van de huishoudteelten en de militaire operaties en de medeplichtigheid van de Staat met hun clandestiene paramilitaire armen en zwijgt ze dood. We hebben er nochtans dag na dag historische getuigenis aan de mensheid van afgelegd. Het baat niet dat we dat in alle toonaarden uitschreeuwen. Want President Santos luistert niet en verkiest niets te horen, als manier om de schendingen van het Internationaal Humanitair Recht door het Nationale Leger, nl. door de Brigades XVII en XI en de Mobiele Brigades 11, 24 en 25 en door de politie van Urabá, nesten van de misdaad in Urabá, te beschermen.

Omdat onze Vredesgemeenschap haar ethische verplichtingen niet wil opgeven legt ze opnieuw historische getuigenis af ten aanzien van het land en van de wereld van de nieuwe gruweldaden:

Op dinsdag 17 september 2013 kampeerde een groep militairen bij de ingang van de nederzetting van onze Vredesgemeenschap in San Josecito. Gedurende de nacht, terwijl de mensen van de Gemeenschap sliepen, drongen verschillende militairen illegaal de huizenblokken binnen. Hiermee traden ze onze principes met de voeten en schonden ze het recht op private eigendom dat in de Colombiaanse grondwet is vastgelegd.

Op woensdag 18 september 2013 rond 5:00 uur werd een taxi van openbaar vervoer die de dienst verzekerde tussen San Josecito en Apartadó door een groep militairen onderschept. De taxi moest de weg verlaten en werd tegengehouden. Verschillende leden van onze Gemeenschap die naar Apartadó op weg waren zaten in dit voertuig.

Op dezelfde woensdag 18 september 2013 kwamen twee groepen militairen bijeen aan de nederzetting van de Vredesgemeenschap in San Josecito. Eén groep daalde af vanuit de militaire basis van San José en de andere kwam vanuit de plaats Caracolí. Daar verbleven ze gedurende heel wat minuten. We konden zien hoe de militairen een montage opzetten. Want ze haalden uit zakken geweren te voorschijn en daarna namen ze foto’s recht tegenover de nederzetting en ze overhandigden de geweren aan een persoon die gekleed was als militair maar zonder insignes.

Op vrijdag 20 september 2013 rond 5:00 uur drong een groep paramilitairen het gehucht Las Nieves binnen. Las Nieves grenst aan de gehuchten La Esperanza en La Unión die tot onze Vredesgemeenschap behoren. Daar hielden ze vier burgers aan. Bij hen was één lid van onze Gemeenschap. Gedurende hun aanhouding werden ze gefotografeerd. Ze bedreigden hen door te zeggen dat ze over een lijst beschikten van te vermoorden personen. Op de lijst stonden leden van deze ‘hoerenjong’ Vredesgemeenschap. Ze zegden dat ze er niets om gaven want dat ze reeds verschillende dagen door deze zone kwamen patrouilleren en dat het opzet is hier te blijven omdat ze alles reeds overlegd hadden met de Strijdkrachten om daar te verblijven. Daar vroegen ze naar verschillende personen van de streek, waaronder leiders van onze Vredesgemeenschap. Deze groep paramilitairen had reeds op donderdag 29 augustus en op zondag 1 september 2013 aangekondigd dat ze voortdurend in de zone zouden verblijven. Maar de medeplichtigheid, de bescherming en de samenwerking van de Strijdkrachten met de paramilitaire groepen schijnt geen einde te kennen, ondanks al onze aanklachten.

Dezelfde vrijdag 20 september 2013 rond 18:00 uur drong een andere groep paramilitairen illegaal de nederzetting van onze Vredesgemeenschap in La Esperanza binnen. Nadien gingen ze ervan door, ze hielden de boer Reinaldo Cardona aan en ze namen hem mee. De paramilitairen fotografeerden hem en ze kondigden aan dat hij op lijst van te vermoorden personen stond. Ze zegden dat ze het deze keer nog door de vingers zagen, maar dat ze er de volgende keer niet meer konden voor instaan. Opnieuw kondigden ze aan dat ze concrete acties tegen de Vredesgemeenschap gingen ondernemen omdat ze hen aanklagen. Want hun doelstelling is – zo zeggen ze - heel de zone in te nemen maar de Vredesgemeenschap verhindert dat.

Op zondag 22 september 2013 rond 10:00 uur gingen leden van onze Vredesgemeenschap naar een groep militairen, die sinds 15 september 2013 vlak bij de nederzetting van onze Vredesgemeenschap in San Josecito in de leef- en werkruimten van de families aldaar verbleven, om te eisen dat ze zich zouden terugtrekken uit de Gemeenschapsruimten van de families. De militairen antwoordden hierop dat ze zich niet zouden terugtrekken omdat ze orders uitvoerden van hun oversten. Deze groep militairen beschadigden de teelten van de families van onze Vredesgemeenschap, zoals de organisch verbouwde cacao, bananen, suikerriet, die dienen voor het levensonderhoud van de families van onze Vredesgemeenschap. Het is bewezen dat de militaire aanwezigheid vlak bij de huizen van burgers de burgerbevolking in groot gevaar brengt.

Dezelfde zondag 22 september 2013 rond 12:30 werd Gildardo TUBERQUIA[1], lid van de Interne Raad van onze Vredesgemeenschap en coördinator in het gehucht Mulatos in het Vredesgehucht “Luis Eduardo Guerra”, gedurende verschillende minuten aangehouden door een troep militairen in de plaats die bekend is als Chontalito tussen San Josecito en het gehucht Mulatos. Daar verklaarden ze dat hij zeker naar San José ging om een lading te brengen. Op deze wijze insinueerden ze dat Tuberquia een vrachtvoerder van de guerilla is. Gildardo was reeds aangehouden door militairen en politie in San José de Apartadó op dinsdag 10 september 2013. En ofschoon hij gedurende meer dan een uur werd aangehouden en ofschoon hij in vrijheid werd gesteld zodra een groep leden van onze Vredesgemeenschap en internationale begeleiders (= Vredesbrigadisten) naar daar trokken om zijn vrijheid te eisen, durven de commandanten van de Politie en van de militairen in Urabá aan internationale organismen beweren dat ze niet over informatie beschikten van de aanhouding van Gildardo Tuberquia. Met zulke laaghartigheid bedriegen ze de organisaties die ons begeleiden vanuit andere delen van de wereld.

Op maandag 23 september 2013 in de ochtenduren werd een groep paramilitairen geobserveerd die de nacht doorbrachten vlak bij de woningen van de families van onze Vredesgemeenschap in het gehucht La Esperanza. Ze sliepen immers in één van de woningen van de Vredesgemeenschap , die op dat moment leeg stond. Daar verbleven ze tot in de namiddag. Aan een burger die daar passeerde verklaarden ze: “We zijn hier om te zien wat de Vredesgemeenschap met ons gaat doen. We zien of ze ons gaan aanklagen. We gaan hen bewijzen dat de aanklachten van deze ‘hoerenjong’ Vredesgemeenschap ons geen schade meer berokkenen. Want niemand controleert ons. De Strijdkrachten vervolgen ons niet maar ze beschermen ons eerder.” Met al deze brutaliteit en met de bescherming van de Strijdkrachten vallen de paramilitairen de levensruimtes van onze Vredesgemeenschap binnen.

We bedanken alle personen, organisaties, gemeenschappen, mensenrechtenverdedigers in het land en wereldwijd die ons vergezellen bij deze kruisweg waarbij het cynisme en de misdaad tegen onze Vredesgemeenschap en tegen de burgerbevolking van onze omgeving wordt vereeuwigd.

Dank zij allen die geloven in het leven en met ons op stap gaan vanuit verschillende delen van de wereld, zullen we geen centimeter wijken voor de zaaiers van de dood.

16/09/2013 “We hebben niets gezien en we weten van niets” dat is de strategie van de LEUGEN om de misdaden te kunnen verbergen

De Vredesgemeenschap van San José de Apartadó lanceert opnieuw een kreet om hulp aan het land en aan de wereld ten aanzien van de versterking van de agressie die haar treft en die ook de boerenbevolking van haar geografische en sociale omgeving probeert te vernietigen. Zoals gewoonlijk hebben de militaire en burgerlijke autoriteiten eens te meer samengespannen om de misdaden bij de massacommunicatiemedia te ontkennen om zo het sociaal bewustzijn van het land en van de wereld te manipuleren.

De laatste dagen deden zich nieuwe misdaden voor en terwijl militairen en paramilitairen met intense agressiviteit alle rechten van de burgerbevolking schenden, verspreiden de massamedia verklaringen van plaatselijke en regionale autoriteiten die bevestigen dat alles goed gaat, dat er geen paramilitairen (meer) bestaan en dat er zich geen gedwongen ontheemding voordeed, dat er geen verdwijningen plaatsvonden, dat het allemaal leugens zijn en “product van haat van het verleden”, dat de strijdkrachten de bevolking “beschermen” en dat het enige geweld afkomstig is van de guerrillagroepen. Met zulke verklaringen ontlasten ze zichzelf van hun grondwettelijke verantwoordelijkheden ten aanzien van het land en zo maken ze de slachtoffers tot speelbal van hun daders, zoals schapen in de klauwen van wolven en roofdieren. En dat doen ze niet zonder tussen de regels door te insinueren dat ze de wolven en de leeuwen bewonderen en dat ze beslist hebben ze solidair te verbergen en te beschermen.

We brengen het land en de wereld op de hoogte van de laatste feiten:

Op zaterdag 7 september 2013 kwam een groep paramilitairen samen met boeren van het gehucht Sabaleta dat behoort tot het district San José de Apartadó en ze verklaarden hen publiekelijk dat de burgers moeten samenwerken met hen en dat ze niet bezorgd moesten zijn over de strijdkrachten, want dat het vrienden zijn. Ze zegden dat, telkens de militairen zich van de ene plaats naar de andere begeven, ze de paramilitairen inlichten en dat omgekeerd de paramilitairen ook de militairen inlichten als ze van plaats veranderen zodat er geen militaire vergissingen zouden gebeuren.

Tussen maandag 9 en dinsdag 10 september 2013 waren Staatsinstellingen , zoals de Kantoor van de Ombudsman voor de Mensenrechten en de Gemeentelijke Personeelsdienst, die aangekondigd hadden o.a. de gehuchten La Hoz en Rodoxali te bezoeken , enkel aanwezig in het centrum van het gehucht Mulatos. Zo vermeden ze rechtstreeks naar de gehuchten te gaan die het ergst getroffen zijn door ontheemding, veroorzaakt door de paramilitaire aanwezigheid, zoals La Hoz en Rodoxali. In Mulatos beloofden ze aan enkele families dat ze na november 2013, de datum waarop een volkstelling zou gehouden worden, zouden opgevangen worden als ontheemden.

Op dinsdag 10 september 2013 terwijl Germán Graciano, lid van de Interne Raad en Wettelijk Vertegenwoordiger van de Vredesgemeenschap, door het stads centrum van Apartadó ging, merkte hij op dat een man in burgerkleren hem volgde. Na enkele minuten riep hij Germán bij zijn naam maar Germán deed alsof hij zich hier niet aan stoorde. Dit gebeurde in aanwezigheid van internationale begeleiders.

Op woensdag 11 september 2013 rond 12:00 uur legden de GOUVERNEUR VAN ANTIOQUIA SERGIO FAJARDO, de BURGEMEESTER VAN APARTADÓ LUIS GONZALO GIRALDO en KOLONEL MIGUEL GÓMEZ, COMMANDANT VAN DE XVII-DE BRIGADE VAN HET NATIONALE LEGER op de Radiozender Litoral, die uitzendt vanuit de gemeente Turbo, Antioquia, publieke verklaringen af waarin ze aanwezigheid van paramilitairen in de regio ontkenden. Ze ontkenden ook de gedwongen ontheemding van families en ze ontkenden de gedwongen verdwijning van de jongere Buenaventura Hoyos Hernández. Ze beklemtoonden dat “wat in de regio bestaat de aanwezigheid is van Strijdkrachten die beschermen” en dat “ de Vredesgemeenschap de sterkst beschermde gemeenschap van de streek is”. Het is niet de eerste keer dat de regionale en locale burgerlijke autoriteiten de misdaden van de Strijdkrachten en van hun enorme paramilitaire armen in de streek verbergen. Ofschoon al deze barbaarsheid een waarheid als een koe is voor heel de bevolking die eronder lijdt en die er ononderbroken gedurende vele jaren heeft onder geleden, sluit de burgerlijke macht haar ogen en haar oren en kijkt de andere kant op. Ze zegt altijd dat “alles vals is” of dat “zij niet op de hoogte werden gebracht”. Dezelfde gerechtelijke macht gebruikt als excuus om niets te onderzoeken en om de handen van de criminelen vrij te houden het gezegde dat “de slachtoffers geen aanklacht indienen”; maar als de slachtoffers klacht indienen belanden hun klachten binnen de kortste keren in handen van militairen en paramilitairen die reageren door de meest brutale represailles aan te kondigen: ofwel de dood, of de ontheemding of de gerechtelijke vervolging van de aanklager door middel van montages. Zo is men erin gelukt de misdadigers te beschermen door middel van alle mogelijke soorten van nalatigheden,medeplichtigheden en garanties.

Dezelfde woensdag 11 september 2013 rond 12:30 uur werd in het gehucht La Resbalosa URÍAS GUISAO, lid van de Vredesgemeenschap, aangehouden door legertroepen. Een soldaat benaderde hem en bedreigde hem met zijn dienstwapen en hij waarschuwde hem “de Vredesgemeenschap zal niet lang meer bestaan , dat enerzijds de militairen zouden komen en dat anderzijds het ‘fuero militar’ (= de militaire rechtspraak) hen ging toelaten te doen wat ze ook maar willen”.

Dezelfde woensdag 11 september 2013 onderbrak een paramilitaire commandant samen met zijn manschappen van de paramilitaire basis van Piedras Blancas een vergadering, die verschillende boeren die in het district Piedras Blancas wonen hielden. Ze vroegen of deze vergadering deel uitmaakte van de coördinatie van de vredelievende mars die de boeren hadden georganiseerd. Want volgens de paramilitairen hadden de strijdkrachten hun deze informatie doorgegeven. Ze zegden dat ze die informatie wilden verifiëren, omdat zij met de strijdkrachten overlegden om deze vreedzame mars in Urabá te verhinderen.

Op donderdag 12 september 2013 rond 10:20 werd Blanca Torres, lid van de Vredesgemeenschap, door een paramilitair benaderd, terwijl ze door het stadscentrum van Apartadó op weg was. Hij vroeg haar informatie over haar man Germán Graciano, lid van de Interne Raad en Wettelijk Vertegenwoordiger van de Vredesgemeenschap.

Op vrijdag 13 september 2013 beweerde de Kolonel van de XVII-de Brigade met zetel in Carepa via de zender ANTENA ESTÉREO, die in heel de zone van Urabá kan beluisterd worden, dat het niet waar is dat er ontheemding in de zone is omdat er geen officiële aanklachten gedaan zijn door de slachtoffers bij de ter zake bevoegde organen. Met betrekking tot de paramilitaire aanwezigheid in de zone beweerde hij dat er geen paramilitairen zijn omdat er een sterke aanwezigheid is van het leger in de regio. Maar in de regio is wel het 5-de en 58-ste front van de FARC aanwezig. Wat de vredevolle mars betreft die door de boeren in Urabá aangekondigd is vanaf maandag 16 september 2013 beweert de officier dat ze georganiseerd wordt door de guerrilla van de FARC. Ook verzekerde hij dat er sommige organisaties zijn die de ontwikkeling in de streek, zoals het aanleggen van wegen en elektriciteit in sommige gehuchten, niet toelaten. Tenslotte beweerde hij dat de aanklachten over de aanwezigheid van het paramilitarisme en de ontheemding in de regio enkel de bedoeling hadden schade toe te brengen aan het imago en de vooruitgang die Urabá beleeft. Spreken over de band tussen leger en paramilitairen in de regio is naar zijn zeggen, iets dat verklaard wordt door wrok uit het verleden door een kleine sector in de regio. In dit programma verklaarde een burger, die zich voorstelde als lid van een mensenrechtencomité van San José en als bewoner van San José, dat de vredevolle mars gepland op maandag 16 september een initiatief is van de boeren van het district, die deze beslissing autonoom namen. Hij deed een oproep aan de boeren dat wie zich onder druk gezet voelt door de FARC niet aan de mars zou deelnemen. Zulke verklaring brengt de Vredesgemeenschap en haar leden in gevaar , omdat de Vredesgemeenschap niet deelneemt aan dit type van activiteiten. Want het niet deelnemen betekent niet dat ze geen slachtoffer zouden zijn van een paramilitair systeem gesteund door deStaat zelf.

Dezelfde vrijdag 13 september 2013 was een groep paramilitairen aanwezig in het gehucht Guineo Alto dat tot het district San José behoort. Aan verschillende boeren vroegen ze de weg naar het gehucht La Unión waar een nederzetting van de Vredesgemeenschap bestaat.

Tussen donderdag 12 en vrijdag 13 september 2013 bedreigden paramilitairen die aanwezig waren in het gehucht Campamento van het district Piedras Blancas van de gemeente Carepa, verschillende boeren ermee ze te vermoorden met inbegrip van het in brand steken van auto’s met hun inzittenden als ze zouden deelnemen aan de mars gepland op 16 september 2013. Sedert jaren heeft de Vredesgemeenschap de aanwezigheid van die paramilitaire basis daar ter kennis gebracht van de President van de Republiek. Maar de afwezigheid van elk correctief optreden maakt de tolerantie en de steun van de top van de Regering bij deze aanwezigheid en bij dit misdadig optreden duidelijk.

Op zondag 15 september 2013, rond 8:45 uur onderschepte een groep paramilitairen, waarvan verschillende met een kap over het hoofd, een voertuig van openbaar vervoer op de weg van San José naar Apartadó, ter hoogte van de plaats gekend als TIERRA AMARILLA. Tierra Amarilla is een echt permanent paramilitair nest waar ze ontelbare misdaden hebben bedreven. Ze bedreigden er de mensen die zouden deelnemen aan de mars, door de boeren van de regio gepland op maandag 16 september 2013. Op het voertuig zat een lid van onze Vredesgemeenschap.

Dezelfde zondag 15 september 2013 rond 11:10 uur werd een nieuw gevecht geregistreerd tussen eenheden van het Politiestation van San José met guerrillastrijders van de FARC. Het duurde zo’n 20 minuten. Het veroorzaakte paniek bij de burgers die zich daar bevonden. Want het was een dag waarop personen van de verschillende gehuchten in San José samenkomen om provisie voor hun levensonderhoud aan te kopen. Zeer veel episodes vormen zo een geheel dat met evidentie aantoont, dat de plaatsing van deze politiepost te midden van de burgerbevolking, in flagrante schending van hetgeen het Grondwettelijk Hof had voorgesteld, een permanent gevaar en een voortdurende aanslag tegen het leven en de integriteit van de bewoners betekent. Op die manier wordt de bevolking gebruikt als SCHILD, wat volgens het IHR (Internationaal Humanitair Recht) een oorlogsmisdaad is.

Dezelfde zondag 15 september 2013 werden in verschillende communicatiemedia en op internet tekens, logo’s , foto’s en de naam van onze “Vredesgemeenschap van San José de Apartadó” gepubliceerd waarbij verwezen wordt naar de Commissie voor de Mensenrechten van San José de Apartadó. Daarom ook informeerden wij de publieke opinie dat deze Commissie van en voor Mensenrechten van San José geen deel uitmaakt van onze Vredesgemeenschap.

Ofschoon de strijdkrachten de rol vervulden van beul in deze zone, door de rechten van de mens te miskennen, door de Grondwet en de Wetten van de Republiek en de heiligste principes van de universele moraal met de voeten te treden, en ofschoon het gerechtelijk apparaat al deze barbaarsheid ondersteunde met routinematige mechanismen van straffeloosheid toch is het triest te zien dat ook de burgerlijke autoriteiten, die van de burgerbevolking een stem van vertrouwen ontvingen bij hun verkiezing, zich aansluiten bij de leugen en de medeplichtigheid om zo hun onderdanen in de steek te laten om ze in de klauwen te spelen van de misdadigers door middel van de strategie van het “niets zien” en “er niets van te weten”.

Opnieuw bedanken we alle personen, organisaties en gemeenschappen van het land en van andere regio’s van de wereld die ons ondersteunen met hun morele ondersteuning in onze beslissing niet te wijken voor de schandelijke behandeling.

11/09/2013 Medeplichtigheid aan, medewerking met en bescherming van de misdaad: dat is de ‘democratie’ die we hebben

Onze Vredesgemeenschap van San José de Apartadó heeft de President van de Republiek, alle takken van de rechterlijke macht en de relevante organen van de internationale gemeenschap, tussen januari en september 2013, in kennis gesteld van 138 ernstige agressies, de meerderheid bestaande uit volgens het internationaal recht misdaden tegen de menselijkheid, omwille van de hun ononderbroken systematiek gedurende 16 jaar. Maar desondanks blijven de criminele praktijken zich herhalen met dezelfde routine van altijd.

De President en alle takken van de nationale rechterlijke macht hebben alle minutieuze informatie in hun handen over hoe het paramilitarisme in de zone opereert, over welke hun beslissingscentra zijn, over welke hun trainingsboerderijen zijn, over welke de wegen zijn waarop zij zich verplaatsen,over welke hun genocidaire praktijken zijn, welke hun nauwe coördinatie is met de XVII-de en XI-de Brigade en de 24-ste Mobiele Brigade van het Nationale Leger en met de Politie van de zone van Urabá. Maar desondanks is er geen enkele actie van controle, noch van correctie, noch van bestraffing, noch van uitzuivering. De President blijft de Minister van Defensie ondersteunen en de commandanten van divisies, brigades en bataljons waarop de verantwoordelijkheid van bevelvoering berust voor al deze gruweldaden.

Vanuit het Presidentschap worden routinekopieën verstuurd naar de controleorganen, maar het parket stelt zich tevreden met het toekennen van een codex van ‘notitia criminis’, (een misdaadverslag) en met het opstellen van een paragraaf om te antwoorden op de klachten van de solidaire gemeenschappen en gemeenten van verschillende landen van de wereld. Hierbij affirmeren ze dat de door de Gemeenschap geleverde informatie niet geschikt is om ook maar iets te onderzoeken, want dat de nodige gegevens niet gegeven worden, ofschoon de Gemeenschap steeds de data, de plaatsen, de slachtoffers, de modaliteiten van de misdaden, de contexten, de omstandigheden en de herkomst en de identiteit van de daders, preciseert. Wat de Gemeenschap niet kan geven zijn de namen van de daders, omdat ze die verbergen in flagrante schending van de wet, en ook niet de verfilming van de feiten. Nooit werd gezien dat de rechtsorganen naar de kazernes gaan om de verblijfplaats en de identificatie van de betreffende troepen op te vragen, evenmin dat ze “ter plekke” de aanwezigheid van contingenten paramilitairen gaan vaststellen. En evenmin dat ze verklaringen of maatregelen eisen van wie verantwoordelijk zijn voor de bevel voering om zo de op handen zijnde herhaling van de misdrijven en de uitvoering van aangekondigde uitroeiing te voorkomen. Ze verkiezen de slachtoffers, die totaal onbeschermd zijn, aan de willekeur van hun daders over te laten. Op die manier storen ze zich niet aan de primordiale en overheersende norm die heerst in strafprocedures door te wijzen op haar essentiële doelstelling: “DE RECHTSAMBTENAAR ZAL DE NOODZAKELIJKE MAATREGELEN TREFFEN ZODAT DE EFFECTEN VEROORZAAKT DOOR HET BEGAAN VAN HET STRAFBAAR GEDRAG OPHOUDEN, DE ZAKEN IN HUN VORIGE STAAT HERSTELD WORDEN EN DE SCHADE VOOR HET STRAFBAAR GEDRAGVERGOED WORDT”.

Als we achteromkijken en ons de reeds duizenden feiten die ter kennis gebracht werden aan alle autoriteiten gedurende deze 16 jaren herinneren zonder één enkel antwoord hierop van de staatsmachten om de barbaarsheid af te remmen, te corrigeren, te bestraffen en te herstellen dan zijn we verplicht de vraag te stellen: “Kan dit een democratie zijn?”

Onze Vredesgemeenschap blijft haar ethische imperatieven volgen en daarom legt ze opnieuw historische getuigenis af van de feiten van de laatste dagen en ze vraagt aan de geschiedenis een rechtvaardige berechting van de verantwoordelijken:

Op maandag 9 september 2013 nam de bekende paramilitair alias “Tribilín”, die in Nuevo Antioquia verblijft, contact op met een bewoner van het district San José opdat hij de namen van de leiders van de Vredesgemeenschap zou doorgeven, alsook hun verplaatsingen en hun contacten. En hij wees erop dat voor dit werk goede geldelijke beloningen stonden.

Op dinsdag 10 september 2013 rond 12:20 werd Gildardo TUBERQUIA, lid van de Interne Raad van onze Vredesgemeenschap (verantwoordelijke in Mulatos) door militairen van de militaire basis van het dorpscentrum van San José aangehouden gedurende zo’n 50 minuten. Ze probeerden hem op onwettige wijze te fouilleren. Nadat hij reeds verschillende minuten aangehouden was kwam de Commandant van Het Politiestation van San José, Agustín BOTELLO, daar toe. Woedend bedreigde hij Gildardo mee te nemen naar de Commandopost van de Politie in Apartadó, zonder zich ook maar iets aan te trekken van wat verordend werd door het Grondwettelijk Hof in haar Vonnis C-1024/02, dat fouillering verbiedt . Gildardo protesteerde er tegen de strijdkrachten. Hij zei dat ze deze illegale controle beogen tegen leden van de Vredesgemeenschap en tegen de boerenbevolking uit hun omgeving, terwijl in het dorp Nuevo Antioquia de paramilitairen zich naar goeddunken bewegen door de zone, doen wat ze willen en niemand hen controleert ondanks de sterke aanwezigheid van de strijdkrachten hier. Waarop de officier BOTELLO woedend antwoordde met een bedreiging tot judicialisering (onterechte gerechtelijke vervolging) om te durven aanklagen wat gebeurt in Nuevo Antioquia, La Hoz en Rodoxali. Rond 13:10 verplaatste een groep leden van onze Gemeenschap, met internationale begeleiding, naar het dorpscentrum van San José om de vrijheid te eisen van Gildardo. En op dit zelfde ogenblik lieten ze hem vrij, maar niet zonder de leden van onze Gemeenschap als “lambones” te bestempelen omdat ze eerbied voor de weteisen. Daar probeerden de militairen te verhinderen dat voedsel voor de kinderen voor de gemeenschapsschool die de Vredesgemeenschap heeft in het gehucht Mulatos, passeerde. Daar is een nederzetting van deVredesgemeenschap namelijk het Vredesgehucht Luis Eduardo Guerra.

Dezelfde dinsdag 10 september 2013 werd onze Vredesgemeenschap op de hoogte gebracht dat de paramilitairen nog steeds verblijven in het gehucht La Hoz, op dezelfde plaats waar ze werden aangetroffen door onze Humanitaire Commissie op vrijdag 7 september 2013 en dat ondanks onze getuigenissen de Regering absoluut niets heeft ondernomen om te eisen dat de gegijzelde jongere Buenaventura HOYOS zou terug gegeven worden . We werden ingelicht dat de gijzelnemers daar zelf nog steeds verblijven in een zone die volledig gecontroleerd wordt door het Leger, en meer nog, dat ze ladingen blijven ontvangen die door 15 muilezels werden getransporteerd vanuit Nuevo Antioquia naar het gehucht La Hoz, geplunderd en bezet door de paramilitairen met volle medeplichtigheid van het Leger, terwijl de bewoners van La Hoz gedwongen werden te vluchten. Daar hebben ze verschillende families met de dood bedreigd want ze beschuldigden hen ervan verantwoordelijk te zijn voor de verspreiding (van het bericht) van de aanwezigheid van de paramilitairen daar.

Woorden schieten tekort om zoveel schaamteloosheid, zoveel medeplichtigheid te beschrijven en gedrag dat zo vreemd is en zo tegengesteld aan de Grondwet en de Wetten. Opnieuw doen we een beroep op het oordeel van de geschiedenis en we bedanken zoveel mensen en gemeenschappen van verschillende landen die niet ophouden hun klachten aan te dragen bij een Staat die aan vrijwillige doofheid en blindheid lijdt en bij alle organen van de Internationale Gemeenschap die in het leven werden geroepen om de meest elementaire menselijke waardigheid te beschermen.

Vredesgemeenschap van San José de Apartadó

11 september 2013

09/09/2013 Schizofrenie van een terroristische Staat

Ondanks onze laatste en recente getuigenissen en bij het zien hoe de top van de regering van de Staat zich doofstom opstelt ten aanzien van onze terechte klachten en hoe de gesproken en geschreven communicatiemedia ten dienste staan van deze politiek van stigmatisering en dood van een paramilitair project dat de Staat met meer kracht stimuleert, door onze getuigenissen het zwijgen op te leggen en vals te verklaren, en zo de realiteit van terreur en ontheemding, die ze kwamen aanrichten in de zone, te ontkennen, blijft onze Vredesgemeenschap op haar onomkoopbare positie en zonder onze ethische principes voor het leven te verzaken. En we brengen nieuwe gruwelfeiten aan ten aanzien van de geschiedenis , het land en de wereld:

Op zaterdag 31 augustus 2013 werd rond 8:00 ’s morgens in het gehucht La Resbalosa vlak bij de nederzetting van onze Vredesgemeenschap de boer Walter DAVID twee uur aangehouden door militaire troepen van de 24-ste Mobiele Brigade. Toen ze in kennis gesteld werden dat hij geen lid was van de Vredesgemeenschap waarschuwden ze hem dat hij geen lid zou worden van deze “hoerenjong” Vredesgemeenschap, omdat zij er spijt van hadden dat ze door leden van de Gemeenschap teruggetrokken waren van de levensruimten van de Vredesgemeenschap. Opnieuw uitten ze bedreigingen tegen onze Vredesgemeenschap. Ze zegden onder meer ”dat de Vredesgemeenschap een ideologie is van de guerrilla en dat het de guerrilla is die zich van haar bedient”. En ze waarschuwden dat “hopelijk zo als ze hen binnenhaalden, hopelijk zullen ze de paramilitairen binnenhalen die na hen komen”.

Op dinsdag 3 september 2013 ’s morgens werd een groep paramilitairen gezien die zich vanuit het gehucht La Hoz naar het gehucht Zabaleta begaf, waarbij ze Buenaventura Hoyos Hernández, die ze onder dwang deden verdwijnen, vastgebonden meenamen.

Op woensdag 4 september 2013 benaderde een bekende paramilitair een lid van onze Vredesgemeenschap , toen hij op weg was om in het bewoonde centrum van Apartadó aankopen te doen. Hij vroeg hem dat hij de contacten van Germán Graciano, lid van de Interne Raad van onze Vredesgemeenschap zou geven. Bovendien bood hij hem geld aan om mee te werken met hen door informatie aan te reiken over wanneer Germán naar de stad zou gaan en over zijn verplaatsingen in de zone.

Op donderdag 5 september 2013 rond 10:15 greep er in het gehucht Las Claras van het district San José de Apartadó een zwaar gevecht plaats dat 2 uur duurde tussen toepen van het Bataljon Voltígeros behorend tot de XVII-de Brigade en guerrilleros van de FARC . Volgens informatie van de militairen sneuvelde één soldaat. Op datzelfde uur verplaatste de Humanitaire Commissie gevormd door onze Vredesgemeenschap en internationale organisaties zich naar daar. En zo werd ze doelwit van de schietpartij. Immers verschillende kogels sloegen in op slechts twee meter afstand van waar de groep burgers zich bevond. En dat gebeurde ofschoon de XVII-de Brigade van het Nationale Leger met zetel in Carepa met als bevelhebber Kolonel Miguel Gomes Quintero, op de hoogte was dat een groep burgers door die plaats passeerde. Blijkbaar was dat niet voldoende om het leven van burgers niet in gevaar te brengen. Daarom zagen de burgers zich verplicht op de grond te gaan liggen aan de zijkant van de weg voor minstens anderhalf uur om zich te beschermen tegen de kogels die dichtbij insloegen. Totdat het gevecht voorbij was.

Op vrijdag 6 september 2013 rond 13:00 ontmoette de Humanitaire Commissie van onze Vredesgemeenschap, die als missie had verschillende families van het gehucht La Hoz, die zich bevinden in situatie van gedwongen ontheemding, te vergezellen, een groep paramilitairen die zich identificeerden als Autodefensas Gaitanistas de Colombia (AGC). Bedoeling was dat ze een deel van de inboedel en van het vee , dat ze hadden moeten achterlaten, zouden recupereren . Na verschillende minuten en nadat de internationalen bemiddelden opdat ze zich zouden terugtrekken van deze plaats, konden de Humanitaire Commissie en de families uiteindelijk de weinige levensmiddelen die nog overbleven van de resten die de paramilitairen hadden nagelaten bijeenrapen. Getuige hiervan waren de meer dan 40 personen die deel uitmaakten van de Humanitaire Commissie. Want er waren slechts negen uren nodig voor de verplaatsing van de Commissie van San Josecito naar La Hoz, om oog in oog te staan met deze paramilitaire groep. De brutaliteit van de strijdkrachten, die in meer dan 16 jaar geen paramilitairen vinden in de zone, is arrogant en vanuit de hoge militaire bevelvoerders van de Brigades en Divisies van het leger met jurisdictie in Urabá, durft men dat ontkennen en durft men hen afdekken en beschermen. Deze paramilitaire groep bevindt zich, sinds vorige maandag 26 augustus 2013, in het gehucht La Hoz en op dezelfde plaats, met juist deze coördinaten N 07.58.403 W 076.26.195, op nauwelijks 400 meter afstand van waar er militaire aanwezigheid was. Bovendien namen ze de jongere Buenaventura Hoyos van daaruit mee op zaterdag 31 augustus 2013. En ondanks onze waarschuwingen van de paramilitaire aanwezigheid in de zone en van de bedreigingen en van de ontheemding, die de paramilitairen veroorzaakten, doet de regering niets dan de ogen sluiten en onze jammerklacht verzaken.

Op zondag 8 september 2013 rond 11:00 werd een groep zwaarbewapende mannen gezien in het hoog gelegen gedeelte van het gehucht La Unión in het district San José. Ze begaven zich in de richting van de huizenrij van onze Vredesgemeenschap in dit gehucht.

Onze Vredesgemeenschap bedankt alle mensen, gemeenschappen en organisaties die nationaal en internationaal de Mensenrechten verdedigen, die ons vergezellen in onze harde kruisweg om het leven te verdedigen.

01/09/2013 Paramilitairen gijzelen boeren en doen boeren vluchten

Spijtig genoeg verbetert de situatie in de zone niet, integendeel ze wordt slechter en slechter. De paramilitairen de clandestiene armen van de Staat liggen op de loer tegen onze Vredesgemeenschap en tegen de bevolking van onze geografische en sociale omgeving. Ze bedreigen, gijzelen, folteren , doden en ontheemden mensen in operaties die ze opzetten samen met het leger. Opnieuw laten we nieuwe feiten van geweld en terreur achter voor de geschiedenis, het land en de wereld opdat zij daarover ooit eens zouden oordelen:

Op zaterdag 31 augustus 2013 rond 14:30 uur werd een zwaar gevecht tussen troepen van het leger en guerrilleros van de FARC geregistreerd in het gehucht La Linda in het district San José. Volgens informatie van de boeren vielen daarbij minstens 3 doden bij de militairen. Dezelfde dag landde een helikopter in de zone van de feiten. Nadien, zo rond 18:30 uur kon men ontploffingen horen dicht bij de plaats van de gevechten. Klaarblijkelijk bombardeerden de militaire troepen willekeurig een berg dichtbij waar de militairen kampeerden.

Dezelfde zaterdag 31 augustus 2013 rond 19:00 uur drong een groep paramilitairen die gekampeerd had in het gehucht La Hoz van het district San José de woning binnen van de jonge boer Buenaventura HOYOS HERNANDEZ , zo’n 18 jaar oud. Ze namen hem gevangen mee en verplichtten hem om hen te volgen tot aan het kamp van de paramilitairen. Dat bevindt zich op ongeveer 10 minuten afstand van een kampement van het Nationale Leger dat zich reeds enkele dagen in de zone bevindt. Daarom stellen we de Nationale Regering verantwoordelijk voor het lot dat HOYOS HERNANDEZ ondergaat.

Op zondag 1 september 2013 rond 2:00 ’s morgens verschanste een groep militairen zich aan de ingang van de nederzetting van onze Vredesgemeenschap van San Josecito en daar bleven ze tot bij het aanbreken van de dag.

Op zondag 1 september 2013 in de morgenuren beslisten verschillende boeren van het gehucht La Hoz de jonge boer HOYOS HERNANDEZ, die door paramilitairen reeds sinds gisteren werd aangehouden, ter hulp te snellen om hem te bevrijden. Aangekomen op de plaats waar de paramilitairen zich bevonden was het antwoord dat ze hem niet zouden vrijlaten en bovendien bedreigden ze de broer van HOYOS HERNANDEZ en verplichten hem de zone te verlaten. Deed hij dat niet dan zouden ze niet kunnen instaan voor zijn leven. Daar vertoonden de militairen verschillende foto’s die ze bezitten van verschillende personen van het gehucht en van de zone. Deze foto’s waren door troepen van het nationale leger genomen en werden achteraf aan de paramilitairen doorgegeven. Omwille van de bedreigingen van de paramilitairen beslisten de families van het gehucht La Hoz het gehucht te verlaten en op de vlucht weg te trekken omwille van de bedreigingen van de paramilitairen tegen de burgerbevolking van de omgeving. Er moet opgemerkt worden dat de paramilitairen en de militairen niet enkel gezamenlijke operaties uitvoerden in dit gehucht maar dat ze bovendien de gsm’s meegenomen hebben, de huizen geplunderd hebben en het pluimvee van de boeren meegenomen hebben.

Op dezelfde zondag 1 september 2013 rond 18:50 uur trok een paramilitaire groep de nederzetting van onze Vredesgemeenschap in het gehucht La Esperanza binnen op zoek naar de leden van de Vredesgemeenschap, die daar op dat moment niet waren. Daarna benaderden ze de buren van onze nederzetting en ze vroegen naar de verblijfplaats van de families van de Vredesgemeenschap en ze verzekerden dat ze dicht bij deze plaats zouden blijven omdat ze reeds een inval tegen de Vredesgemeenschap en de boeren van de zone hadden voorbereid.

We zullen niet zwijgen tegen zoveel terreur. We veroordelen deze acties van terreur en afschrikking tegen onze Vredesgemeenschap en we bevestigen opnieuw onze trouw aan onze principes van leven. We zullen niet wijken voor hen die dood zaaien en voor het militaire en paramilitair optreden in de zone. Een Humanitaire Commissie gevormd door onze Vredesgemeenschap en Internationale Organisaties zal op zoek gaan naar deze nederige en erkende boer die illegaal werd aangehouden door de paramilitairen. We stellen de Nationale Regering verantwoordelijk voor het lot van deze commissie.

30/08/2013 Een schaamteloze en helende Staat

Terwijl de nationale regering al de wapenartillerie van het vaderland ontplooit om honderden en honderden boeren aan te vallen en het zwijgen op te leggen, smeekt het volk om gerechtigheid door middel van de Nationale Landbouwstaking. De boeren claimen hun rechten en eisen rechtvaardigheid tegen zulk buitensporig systeem van onrechtvaardigheden, dat ondergaan wordt doorheen heel het land. En terwijl Colombia weent en de doden begraaft, die de officiële kogels, onverholen afgeschoten door mannen, die zweerden de natie te verdedigen, nalieten, maken ze nu met het volk gedaan, ze vermoorden het.

Met brutaliteit en schaamteloosheid daagt de Regering de internationale gemeenschap uit door haar clandestiene arm “de paramilitairen” te beschermen. Want ze opereren in elk opzicht te samen met de strijdkrachten en helemaal op hun gemak vallen ze onze nederzettingen van vrede en leven binnen en belegeren ze. Het bloed, het lijden en de dood, voortgebracht vanuit de XI-de, XVII-de Brigade en de Mobiele Brigade Nr.24 van het Nationale leger, wieg en nest van criminelen, is telkens meer afschrikwekkend.

Onze Vredesgemeenschap ziet zich opnieuw verplicht de nieuwe feiten als historische getuigenis over te dragen aan het land en aan de wereld:

Op woensdag 28 augustus 2013 rond 11:00 uur greep een zwaar gevecht plaats tussen paramilitairen en guerrilleros van de FARC in het gehucht La Hoz, van het district San José. Volgens informatie van boeren werden hierbij verschillende paramilitairen vermoord.

Op donderdag 29 augustus 2013 was in de namiddag een groep paramilitairen aanwezig in het gehucht La Esperanza. Daar dreigden ze ermee verschillende personen van de zone, die ze op een lijst hebben staan,terecht te stellen. Want ze moeten zich wreken voor de schade die de guerrilla hen had aangericht met de drie doden op maandag 5 augustus 2013. En voor de verliezen die ze geleden hebben in het recente gevecht in La Hoz op woensdag 28 augustus 2013. Minstens 34 personen waaronder kinderen en volwassenen van 9 families zijn moeten vluchten vanuit de gehuchten La Hoz en Rodoxali voor de bedreigingen van de paramilitairen en 14 andere families van deze twee gehuchten lopen gevaar ook ontheemd te worden uit vrees voor represailles van de paramilitairen.

Dezelfde vrijdag 30 augustus 2013 rond 10:30 deed zich een vijandelijkheid voor tegen de militaire basis van San José de Apartadó. Nog steeds worden geweerschoten gehoord en we weten niet hoe het is gesteld met de burgers die zich te midden van het kruisvuur bevinden.

Opnieuw bedankt de vredesgemeenschap alle mensen, groepen, organisaties, gemeenschappen die in verschillende landen van de wereld ons voortdurend hun solidariteit tonen, de misdaden waaraan onze gemeenschap en de boerenbevolking van onze omgeving is onderworpen veroordelen en van de Colombiaanse Regering eisen een einde te maken aan de barbaarsheid en de straffeloosheid.

26/08/2013 Militairen en Paramilitairen bezetten onze nederzettingen

Onze Vredesgemeenschap ziet zich opnieuw moreel en ethisch verplicht ten aanzien van de geschiedenis getuigenis af te leggen van nieuwe feiten. Dat zijn de feiten:

Op woensdag 21 augustus 2013 in de ochtend werd de boer ‘Filinardo QUINTERO’ gedurende 4 uur illegaal aangehouden door legertroepen tussen de gehuchten La Unión en Arenas Altas op 20 minuten van de huizenrij van onze Vredesgemeenschap in Arenas. Daar bedreigden de militairen hem en ze behandelden hem als guerrillero en ze kondigden aan dat na hen de paramilitairen kwa-men om een inval te doen tegen onze Vredesgemeenschap en tegen andere bewoners van de zone.

Op vrijdag 23 augustus 2013 organiseerden paramilitairen van Nuevo Antioquia bijeenkomsten met boeren van de aangrenzende gehuchten, waarbij ze hen informeerden over het plan dat ze gecoördineerd hebben met het leger om heel de zone van het district Nuevo Antioquia en van het district San José de Apartadó in te nemen. Daar maakten ze duidelijk dat ze selectieve moorden zouden blijven uitvoeren op bewoners van de regio, want ze hadden een lange lijst van te vermoorden personen.

Op zondag 25 augustus 2013 trekken leden van onze Vredesgemeenschap, vergezeld van internationale organisaties op weg om het Nationale Leger te benaderen dat vanaf dinsdag 20 augustus 2013 illegaal en zonder enig respect aanwezig was binnen de nederzetting van onze Vredesgemeenschap in La Resbalosa. Daar praatte de Gemeenschap met een soldaat die zich niet wilde identificeren – maar op zijn uniform kon evenwel zijn naam “GALVIS”gelezen worden. Hij verklaarde dat zij zich niet zouden terugtrekken van die plaats totdat ze nieuwe orders zouden krijgen van hun oversten. Dit is reeds de derde keer dat van de militaire troepen geëist wordt om de levens- en werkruimtes van onze Gemeenschap te ontruimen.

Op zondag 25 augustus 2013 rond 6:00 uur was een groep paramilitairen aanwezig in het huis van een familie in het gehucht Arenas Bajas. Daar kondigden ze aan dat ze in de richting gingen van Arenas Altas, waar een nederzetting is van onze Vredesgemeenschap.

Dezelfde zondag 25 augustus 2013, rond 7:00 uur kwam de groep paramilitairen die vanuit Nuevo Antioquia de streek kwam doorzoeken, aan bij onze nederzetting van de Vredesgemeenschap in het gehucht Arenas Altas. Daar vroegen ze met een lijst in de hand naar verschillende personen van de Vredesgemeenschap en van de streek, die niet ter plaatse aanwezig waren. Daarna camoufleerden ze zich in het struikgewas van hetzelfde gehucht waar ze overnacht hadden en ze maakten er allusie op dat ze totale bescherming krijgen van de “Neven”, waarmee ze het Nationale leger bedoelen. De laatste dagen hebben we getuigenis afgelegd over de sterke paramilitaire aanwezigheid in de zone en over de bedreigingen vanwege het leger en de paramilitairen tegen onze Vredesgemeenschap.

We doen een beroep op de nationale en internationale solidariteit om deze ernstige feiten tegen onze Vredesgemeenschap en tegen de bevolking uit de omgeving aan te klagen.

De Gemeenschap zal in humanitaire commissie naar het gehucht Arenas Altas gaan om de families daar te vergezellen. Daarom stellen we de nationale regering verantwoordelijk voor wat kan gebeuren.

23/08/2013 Brief aan de hoogste autoriteiten van de Staat, voor de moord van het meisje Mileidy DAVID

Uit “Fusil o Toga? Toga y Fusil! El Estado contra la Comunidad de Paz de San José de Apartadó”blz. 73

Op dinsdag 18 maart 2003 namen legertroepen het gehucht La Cristalina in. Wanneer één van hun bewoners, Conrado DAVID, naar huis terugkwam van het werk hielden ze hem aan en ze verplichtten hem op de grond te gaan liggen, ze zegden dat ze hem gingen vermoorden en eerst gingen ze een spade bemachtigen opdat hij daarmee zijn graf zou graven. Hij smeekte dat ze niet zouden gaan schieten omdat zijn oude moeder en zijn meisjes achterop kwamen. Minuten later schoten de soldaten op de moeder en verwondden ze dodelijk zijn dochtertje van 3 jaar, Mildrey Dayana (Mileidy) DAVID TUBERQUIA. Ze stierf toen ze haar naar het hospitaal in Apartadó brachten. De soldaten-daders smeekten de moeder van Conrado dat ze bij het Parket zou verklaren dat het meisje gestorven was te midden van een confrontatie tussen het leger en de guerrilla. Maar zij weigerde dat, omdat het helemaal niet waar was.”

Brief aan de hoogste autoriteiten van de Staat, voor de moord van het meisje Mileidy DAVID

San José de Apartadó, Antioquia , 23 augustus 2013.

Aan de President,

Aan de (Fiscal General) Procureur Generaal,

Aan de Procurador General (hoogste disciplinaire instantie voor ambtenaren),

Aan de Minister van Landsverdediging,

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken,

Aan de Voorzitter van het Opperste Gerechtshof,

Aan de Voorzitter van de Staatsraad,

Aan de Voorzitter van de Hoge Raad van het rechtswezen,

Aan de Directeur van de DIAN (Nationale Directie van Belastingen en Douane)

Wij, Conrado DAVID DAVID en Noelia TUBERQUIA SALAS, doen een beroep op de hoogste autoriteiten van de Staat op zoek naar integrale gerechtigheid ter wille van de moord van onze dochter Mileidy DAVID TUBERQUIA, 3 jaar oud, die terecht werd gesteld door leden van het Nationale Leger op 18 maart 2003 in het gehucht La Cristalina van het district van San José, gemeente Apartadó, departement Antioquia.

Het Administratief Gerechtshof van het Gebied van Turbo velde op 31 maart 2011Vonnis Nr. 025 geregistreerd als 0583733310012006-00089-00, waarin het het Ministerie van Landsverdediging veroordeelde tot het schadeloos stellen voor de schade veroorzaakt aan onze familie door dit misdrijf. Zij die voor ons de burgerlijke partij opgenomen hadden om deze eis af te dwingen hebben ons op de hoogte gebracht dat het Ministerie van Landsverdediging de betalingen, die door het gerecht gevorderd werden,reeds heeft uitgevoerd.

Deze geldelijke compensatie moest vergezeld worden van enkele daden van verontschuldiging, gevorderd door hetzelfde gerecht, maar het Ministerie van Landsverdediging heeft die nog niet volbracht en ofschoon het gerecht stappen heeft ondernomen om ze te volbrengen, brengen de opgeworpen obstakels ons ertoe te denken dat het Ministerie die evenmin zal volbrengen. Want reeds driemaal heeft men deze officiële ceremonie moeten uitstellen. De laatste geprogrammeerde was die van 31 juli laatstleden en op de vooravond van de datum werden we geïnformeerd dat op bevel van de Commandant van het Nationale Leger deze ceremonie was afgelast zonder dat we tot op heden de redenen hiervoor kennen. De compensatie kan als een bijkomende daad van agressie schijnen, wanneer ze samengaat met totale afwezigheid van straf van de verantwoordelijken,met afwezigheid van publiek eerherstel van de waarheid en van wederopbouw van de waardigheid van het slachtoffer en zijn gemeenschap, die reeds meer dan 16 jaar verschrikkelijk geslachtofferd werd , alsook met afwezigheid van plannen die de niet-herhaling waarborgen van dit type van barbaarsheden.

We kunnen niets minder doen dan ons hieraan ergeren en de systematische straffeloosheid van deze Staat, die zovele duizenden misdaden heeft bedreven tegen de onschuldige burgerbevolking, aan de kaak stellen, wanneer we zien dat dezelfde gerechtsorganen heel goed de identiteit kennen van wie verantwoordelijk waren voor dit misdrijf. Maar de wettelijke doorverwijzingen en de coördinaties tussen de verschillende instanties, zodat er snelle en stipte rechtspraak zou zijn, hebben niet gewerkt.

Inderdaad in hetzelfde administratief dossier komen duidelijk de namen naar voor van de verantwoordelijken van de “Operatie Mandragón” toevertrouwd aan Compagnie DANTA 6 van het Bataljon Contra guerrillera Nr. 26 ARUHACOS, Compagnie gecommandeerd door Kapitein NEL MAGIN CÁRDENAS DÍAZ, vergezeld in deze operatie door de soldaten: JAIRO ALFREDO SÁENZ TEHERÁN, JOSÉ ALIRIO GARCÍA RIVERA, MANUEL ÁNGEL GIRALDO VALENCIA, JUAN POSADA GIL, CARLOS ROMERO VEGA, Tweede korporaal FREDY PARRA RAMÍREZ, Tweede Sergeant MOSQUERA en Onderluitenant VALDÉS RAMÍREZ. Wij vragen ons af waarom zij niet gestraft werden na zo’n afschuwelijke misdaad, zoals evenmin hun superieuren gestraft werden, die hen de orders gaven en die de operatie ontwierpen op een in alle opzichten onverantwoorde en criminele wijze zonder zorg te dragen voor de burgerbevolking, zoals Brigadegeneraal PAUXELINO LATORRE GAMBOA, Commandant van de XVII-de Brigade en Luitenant Kolonel JORGE ENRIQUE MALDONADO ESCOBAR, officier verantwoordelijk voor de operaties van dezelfde brigade. We vragen ons ook af waarom de Regering, na zulk een afschuwelijke misdaad als de moord op een kind van nauwelijks drie jaar, geen enkele maatregel genomen heeft om te waarborgen dat dit soort barbaarse daden niet zouden herhaald worden, omdat de barbaarsheid van de Strijdkrachten in de laatste 10 jaar in de zone van onze Vredesgemeenschap niet heeft opgehouden. Het is overduidelijk dat de straffeloosheid waarmee de daders van deze misdaad bedekt werden de voornaamste verklaring vormt voor de misdaden die daarop aan de lopende band volgden.

Als ouders van dit onschuldig slachtoffer verhindert ons geweten ons om op dit moment de geldelijke schadeloosstelling te ontvangen, omdat ze vergezeld gaat van een totaal gebrek aan gerechtigheid, waarheid en waarborgen van niet herhaling tegen de burgerbevolking van de zone die onze Vredesgemeenschap en haar geografische en sociale omgeving is. Daarom houden we deze som geld bevroren in afwachting van integrale rechtvaardigheid zoals de Grondwet van het land en het internationaal recht dat vereisen.

We eisen van jullie dringend de Grondwet na te komen door de verantwoordelijken te straffen, door de waardigheid van het slachtoffer en van zijn gemeenschap te herstellen en door te waarborgen dat zo’n barbaarse en misdadige praktijken zich niet meer herhalen. Het tegengestelde is het menselijk leven, en in ons geval het leven van een kind dat nauwelijks begon te leven, beschouwen als een smerig stuk koopwaar dat kan getaxeerd worden in een som geld.

Hoogachtend,

Conrado DAVID DAVID

Noelia TUBERQUIA SALAS

21/08/2013 De paramilitairen opereren totaal op hun gemak

Men wil met ons gedaan maken, het moge kosten wat het wil. Daarom doet de Staat een beroep op de meest subtiele en perverse manieren om ons uit te roeien. In talrijke schriftelijke bewijzen en Rechten op Petitie hebben we duidelijk gemaakt aan de top van de Regering dat er medeplichtigheid en een nauwe band bestaat tussen instellingen van de Staat en het paramilitarisme van de streek. Onze aanklachten werden evenwel miskend en onze Vredesgemeenschap werd behandeld als leugenachtig als iemand die de instellingen van de Staat en het Land belastert en er kwaad over spreekt. De President van Colombia miskent alles en met kwaadaardige doofheid en blindheid laat hij toe dat de paramilitairen met alle gemak optreden tegen onze Vredesgemeenschap en tegen de bevolking uit onze omgeving. Maar de feiten spreken voor zichzelf en ze geven ons gelijk. En het zullen deze feiten zijn die de mensheid en de geschiedenis ooit zullen beoordelen. Hierna laten we volgende nieuwe feiten ter beoordeling aan de mensheid en de geschiedenis:

Op donderdag 1 augustus 2013 vlak bij de brug over de Río Grande op de weg die van de gemeente Apartadó naar de gemeente Turbo leidt vermoordden twee paramilitairen, die zich met een motorfiets verplaatsten, met een vuurwapen de burger NELSON CARTAGENA GARCÍA, die in het gehucht Aguas Frías van het district San José woont. Bij verschillende gelegenheden hebben we de aanwezigheid van paramilitairen aangeklaagd, die door het gehucht Los Mandarinos rondtoeren alsook op de centrale weg waar CARTAGENA werd vermoord en waar bovendien voortdurende Militaire aanwezigheid is . De militairen ontlopen zo hun verantwoordelijkheid en ze opereren samen met de paramilitairen waarmee ze samenspannen.

Op maandag 5 augustus 2013 registreerden de locale informatiemedia het bericht van de moord op 3 personen, blijkbaar door de Guerrilla van de FARC, in het gehucht La Ahuyamita gelegen tussen de districten van San José en van Nuevo Antioquia. De slachtoffers werden geïdentificeerd als ARLENIS REYES, 24 jaar, DARIO SAENZ, 28 jaar en LUIS ALBERTO IBARRA, 24 jaar oud. Volgens boeren uit de zone werd op de plaats van de feiten kleding gevonden voor privégebruik door de strijdkrachten. Klaarblijkelijk waren ze vermoord omdat ze informanten of collaborateurs van de paramilitairen waren.

Tussen dinsdag 6 en woensdag 7 augustus 2013 waren paramilitairen aanwezig in de gehuchten La Ahuyamita, El Limón, La Hoz en Las Flores en ze kondigden een volkstelling (registratie) aan in alle gehuchten en ze dreigden de burgers af om als informanten met hen samen te werken. Zo niet zouden ze als represaille voor de moord op de 3 personen op 5 augustus 2013 vermoord worden. Op dezelfde manier kondigden ze een telling aan in de gehuchten Rodoxali en La Esperanza. In dit laatste gehucht bestaat er een nederzetting van onze Vredesgemeenschap.

Op vrijdag 9 augustus 2013 werd door paramilitairen in het gehucht Rodoxali dat tot het district van San José de Apartadó behoort de boer JOSÉ PACHECO vermoord. Ze kwamen naar zijn huis en hingen hem op en daarna namen ze nog drie dieren die eigendom waren van Pacheco mee. Pacheco was de verantwoordelijke voor de dorsmachine van de rijst van het gehucht. De boodschap van de paramilitairen is dat ze hem hebben vermoord uit weerwraak voor de moord op drie van hun medewerkers op maandag 5 augustus 2013 laatstleden.

Dezelfde vrijdag 9 augustus 2013 kwam het parket in de ochtenduren naar het dorpscentrum van San José de Apartadó. Daar beroofden ze Mevrouw ELVIA MARÍA CATAÑO , moeder van 2 kinderen en wonend in het district van San José, van haar vrijheid en ze beschuldigden haar ervan guerrillera te zijn. Ze werd overgebracht naar de gevangenis gelegen in het district El Reposo en nadien werd ze overgebracht naar een sterk beveiligd penitentiair en gevangeniscentrum in Medellín. Volgens het parket en het leger omdat het een persoon is met groot gevaar voor de maatschappij. Op deze manier werden de bedreigingen van 20 juni van alias “COFLAS”, die onder bescherming in de XVII-de Brigade van het Leger bevindt, uitgevoerd alsook de aanklachten van verschillende boeren van 26 juli laatstleden, waarin verwittigd werd dat het leger en het parket gerechtelijke montages gingen voorbereiden tegen verschillende burgers van de zone. Cataño was reeds aangehouden geweest op dinsdag 14 mei 2013 en arbitrair naar het Politiestation in de stad Apartadó gevoerd. Zo werken de “gerechtelijke montages” in Urabá, waarbij agenten, instellingen, plaatsen, bewijzen, procedures en gerechtelijke stappen buiten de wet staan of er zelfs tegenin gaan, en zelfs meer, het zijn misdadige acties die de instellingen niet alleen dulden maar ze ook ondersteunen.

Op woensdag 14 augustus 2013 rond 10:00 uur trok een groep paramilitairen het gehucht Rodoxali van het district San José binnen en ze riepen alle boeren van de zone bijeen op een vergadering. Daar bedreigden ze de burgers en ze verplichtten hen om met hen samen te werken als informanten of collaborateurs , zoniet zouden ze vermoord worden. Daar ook uitten ze opnieuw bedreigingen tegen onze Vredesgemeenschap want ze zegden dat ze een inval gaan doen in de Gemeenschap en dat ze bovendien de gehuchten Mulatos en La Resbalosa waar nederzettingen zijn van onze Vredesgemeenschap gaan innemen. Daar maakten ze ook gebruik van de gelegenheid om de boeren te registreren (volkstelling) want ze argumenteerden dat wie niet op de lijst van de geregistreerden staat vermoord zal worden.

Op donderdag 15 augustus 2013 hebben verschillende families die in de gehuchten Mulatos en La Resbalosa bewonen hun grote schrik laten blijken voor de bedreigingen van de paramilitairen en ze kondigen aan dat ze liever gaan vluchten dan te sterven. Ofschoon deze families geen deel uitmaken van onze Gemeenschap is onze positie niet te wijken voor de moordenaars. Wij zullen geen centimeter wijken voor hun bedreigingen en hun chantages. Met de Gemeenschap gaan we deze families vergezellen zodat ze niet vluchten.

Op vrijdag 16 augustus 2013 kwamen militaire troepen die zich in het gehucht Arenas Altas, plaats die toebehoort aan de Vredesgemeenschap, bevonden, aan bij de woning van een familie en ze vroegen er naar de naam en de plaats van de woning van de coördinator van het gehucht Arenas Bajas. Deze acties van het Nationale Leger vormen een duidelijke evidentie voor het registreren (volkstelling) die de paramilitairen te samen met de militairen komen uitvoeren in de zone.

Op dinsdag 20 augustus 2013 drongen legertroepen toebehorend aan de Gemeenschappelijke Opdracht ‘Nudo de Paramillo’ ook de private eigendom binnen waarbinnen zich een nederzetting van onze Vredesgemeenschap in het gehucht La Resbalosa bevindt. Ofschoon men van hen eiste dat ze zich van daar zouden terugtrekken, omdat ze zich op gebied van de Gemeenschap bevonden dat duidelijk door borden is aangegeven, toch trokken de troepen zich niet terug.

Op woensdag 21 augustus 2013 vroegen de militaire troepen, die zich vanaf dinsdag 20 augustus 2013 illegaal in de nederzetting van de Vredesgemeenschap van La Resbalosa bevonden ofschoon van hen geëist werd om zich terug te trekken uit de levens- en werkruimten van de gemeenschap, aan een familie daar dat ze de namen van alle personen die in de nederzetting leven zouden verschaffen. Bovendien zegden ze dat ze daar niet zouden weggaan, dat ze doen waar ze zin in hebben en dat niemand hen te bevelen heeft. Opnieuw vegen ze hun voeten aan onze leefruimten en krenken ze onze waardigheid en ons principe van neutraliteit en willen ze registreren wie tot de Gemeenschap behoort om zo lijsten te bezitten die belanden in handen van de paramilitairen om ons nadien te vermoorden.

We betreuren eens te meer de acties van de dood tegen de burgerbevolking van waar die ook mogen komen en we wijzen alle acties af die erop gericht zijn de burgerbevolking te betrekken in de oorlog.

We doen opnieuw een beroep op nationale en internationale solidariteit opdat ze er bij de nationale regering zouden op aandringen een einde te maken aan de barbaarsheid en de vervolging tegen de Vredesgemeenschap en tegen de bevolking uit de omgeving.

07/08/2013 Brief aan Openbaar Ministerie (Parket)

Apartadó, 7 augustus 2013

Mr. Carlos Andrés PACHECO BENAVIDES

Criminalistiek onderzoeker II

Technisch Onderzoekscorps

Carrera 99 No 96-35 Apartacentro Kantoor 606

Tel. 8281354

Apartadó Antioquia

Ontvang een beleefde groet.

Onze Vredesgemeenschap ontving uw boodschap via mail op 31 juli laatstleden. Hierin verzoekt u dat onze vroegere Wettelijk Vertegenwoordiger , Jesús Emilio Tuberquia, zich zou aanmelden bij het parket om de omstandigheden van de veronderstelde “aanklachten” die door ons zouden gedaan zijn over feiten die voorgevallen waren op 25 april 2011 en op 27 juni 2012 aan te vullen.

In verband hiermee veroorloven we het ons het volgende te verklaren:

  1. Het is reeds verschillende jaren dat onze Vredesgemeenschap afzag van het presenteren van aanklachten bij het Parket en bij de Procureur. We kwamen tot deze beslissing door vast te stellen dat honderden aanklachten die voorgelegd werden gedurende vele voorafgaande jaren, in de plaats van iets van gerechtigheid te bereiken, veroorzaakten ze nog grotere vervolging tegen leden van onze Gemeenschap en lieten ze de verschrikkelijke misdaden waarvan wij slachtoffers werden in absolute straffeloosheid en de onderzoeken zelf, in de mate we er kennis van hadden gekregen, onthulden afschrikwekkende niveaus van corruptie in de gerechtelijke en disciplinaire apparaten en maakten de schending en het over boord gooien van alle geldende principes van het rechtspreken, zoals ze geformuleerd werden in de Nationale Grondwet en in de desbetreffende wetgevingen en in de heersende normen van internationale verdragen die door Colombia werden ondertekend, overduidelijk.

Zelfs Internationale Commissies die ons bezochten ter gelegenheid van enkele van de meest schokkende episodes van de Genocide waaraan wij werden onderworpen, zoals de delegatie MEDEL (Europese Magistraten voor Democratie en Vrijheden), waren erg pessimistisch in hun verslagen over de mogelijkheden om gerechtigheid over zulke gruweldaden te bereiken in Colombia, na op nationaal niveau het bankroet van de Colombiaanse justitie te hebben geëxploreerd.

In onze tragische Calvarieberg hebben we vastgesteld hoe openbaar aanklagers, procureurs, rechters en magistraten, die de onderzoeken van de duizenden misdaden bedreven tegen ons bepleitten, niet de daders maar wel de slachtoffers aan onderzoek onderwerpen. Met de meest schokkende corruptie manipuleren ze het GETUIGENIS, het enige element waarop zij hun veroordelende of vrijsprekende vonnissen steunen, en hun dossiermappen zijn overspoeld met valse getuigenissen, alle bewijslast gooien ze op de slachtoffers en alle speurwerk naar de daders gaan ze uit de weg. Ze treden alle bewijscriteria die vastliggen in de geldende wetgevingen met de voeten. Ze treden op en ze opereren met evidente ideologische en politieke scheefheid, met een absoluut gebrek aan onafhankelijkheid tegenover de instellingen van dezelfde Staat, wiens verantwoordelijkheid in de misdaden vandaag de dag onbetwistbaar is. De facto miskennen ze de angstaanjagende contexten van tot slachtoffer maken van de meest kwetsbare lagen van de boerenbevolking en hierdoor schenden ze de normen die hen verplichten met deze contexten rekening te houden. Dit alles maakt hun willekeur en partijdigheid, die de operatoren van het gerecht niet schijnen te zien, overduidelijk. Want ze zitten ingekapseld in een nationale instelling die zulke gedragingen toelaat en die geen controlemechanismen had om zulke corrupte te vermijden.

  1. De voorafgaande redenen en ervaringen plaatsten ons voor ernstige morele beletsels om een beroep te doen op de heersende juridische en disciplinaire apparaten en daarom hebben we reeds sinds verschillende jaren beslist geen verdere verklaringen meer af te leggen noch enige medewerking te verlenen aan de gerechtelijke processen die aan de gang zijn. Ondersteund door grondwettelijke principes deden we veeleer een beroep op het Recht op Petitie om van het Staatshoofd te eisen dat hij administratieve maatregelen zou nemen die de misdadige acties tegen ons zouden verhinderen en herstellen. Het zijn maatregelen die de Grondwet zelf oplegt aan de President als onontkoombare verplichting ter verdediging van de slachtoffers van ernstige schendingen van hun rechten. Spijtig genoeg heeft het Staatshoofd door het miskennen van zijn grondwettelijke verplichtingen evenmin willen optreden. Tegelijk hebben we een beroep gedaan op internationale gerechtshoven, wiens jurisdictie Colombia aanvaard heeft door middel van internationale verdragen, om gerechtigheid te eisen in ons geval. Misschien zijn wat gij, Mijnheer de Openbaar Aanklager, onze “aanklachten” noemt afkomstig van officiële brieven van het Kantoor van de President of van internationale organismen via het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Maar wij zelf waren geen “aanklagers”, omdat ethische geboden ons verhinderen een beroep te doen op het van kracht zijnde gerechtelijk apparaat.

  1. Enkel het Grondwettelijk Hof heeft onze tragedie begrepen en heeft door middel van vonnissen en resoluties, geëist dat elementaire grondwettelijke principes uitgevoerd en gerespecteerd worden. Toen het in december laatstleden Resolutie 164/12 aannam om de uitvoering te eisen van Vonnis T-1025/07, bood onze Vredesgemeenschap haar volledige medewerking aan opdat haar mandaten zouden uitgevoerd worden. Tussen de mandaten van genoemde Resolutie figureerde het oprichten van een COMMISSIE TER EVALUATIE VAN HET GERECHT, een punt dat onze Gemeenschap had voorgesteld als één van de voorwaarden om opnieuw ons gesprek met de Staat aan te knopen, dat volledig verbroken werd na het verschrikkelijk bloedbad van februari 2005 en de daaropvolgende bezetting van onze ruimtes van leven en vrede door de Strijdkrachten te midden van misdadige kwaadsprekerijen en officiële stigmatisaties. Ofschoon deze Commissie werd opgezet in februari 2013 met de medewerking van alle in de Resolutie beschouwde entiteiten, toch leed haar werking veel belemmeringen en de termijn gesteld door het Hof verstreek zonder ook maar het minste resultaat bereikt te hebben. Het oprichten van deze Commissie was enkel het begin van een proces dat ertoe zou leiden dat de gebreken van het gerecht zouden geïdentificeerd worden en dat wegen ter correctie zouden aangeduid worden, maar haar in werking stellen alleen betekende niet dat de corruptie reeds tot haar einde was gekomen, helemaal niet. We koesteren de hoop dat het Grondwettelijk Hof het proces heropstart, dat naar men verwacht, erg lang zal duren.

  1. Nieuwe feiten hebben ons de corruptie, willekeur en bevooroordeeldheid bevestigd waaraan de operatoren van het gerecht in Urabá lijden. Zo houdt, bijvoorbeeld, het proces dat gevoerd werd door Openbaar Ministerie 117 en gevonnist door het Tweede Strafgerechtshof in 2012 en dat zich nu in beroep bevindt bij het Hoogste Gerechtshof van Antioquia geregistreerd als 2012.0492-3, onschuldige personen in de gevangenis, die veroordeeld werden door onvoorstelbaar misbruik van de getuigenis, waarbij een crimineel die verschillende jaren illegaal in de Brigade XVII verbleef, van waaruit hij werd aangezet om op hardnekkige wijze de Vredesgemeenschap te belasteren, de enige getuige ten laste is. Hij opereert via agenten van de inlichtingendienst en veronderstelde gedemobiliseerden die zich baseren op hun onwaarheden. Hierbij wordt druk uitgeoefend op de slachtoffers door de operatoren van het gerecht om valse tenlasteleggingen te accepteren. Hierbij wordt geweigerd te luisteren naar hen die hen kenden. Hierbij werd het principe “non bis in idem”, “geen twee keer voor hetzelfde”geschonden tegen één van de beschuldigden en er werd geweigerd de medeplichtigheid van het Openbaar Ministerie en van de Ombudsdienst voor de Mensenrechten te onderzoeken in een aanslag tegen de beschuldigden, die aangevallen werden met kogels na één van de hoorzittingen, en ook in de moord op een andere beschuldigde, die gebeurde in zijn eigen gehucht na talrijke doodsbedreigingen. Dat alles toont aan dat de corruptie in de plaats van te stoppen, zich verdiept in het gerechtelijk apparaat van Urabá.

Niet minder erg is het blijven voortduren van de stigmatisering, die de vrucht was van de meest onfatsoenlijke en smerigste campagnes van organismen van de Staat, die de onherstelbare nasleep vormde van de duizenden misdaden waarmee ze ons hebben proberen uitroeien, juist omdat ze op perverse en criminele manier behandeld werden door de “informatie”media in hun drang om de slachtoffers systematisch te criminaliseren, maar niet de daders. Daarom verklaarden op 18 april 2013 laatstleden ambtenaren van het Technisch Onderzoekscorps (CTI) in Apartadó aan iemand die dicht bij de onze Vredesgemeenschap staat dat “de Vredesgemeenschap, in het bijzonder San Josecito, de belangrijkste zetel is van de guerrilla.” Criminele affirmaties die de volgende dag op 19 april 2013 herhaald werden door andere publieke dienaars. Op dezelfde manier bevestigde de Openbaar Aanklager Afgevaardigde van de Eenheid Analyse en Context van het Openbaar Ministerie in de bijeenkomst van de Commissie van Evaluatie van het Gerecht op 20 mei laatstleden in aanwezigheid van afgevaardigden van hoog niveau van Staatsinstellingen: De Nationale Directrice van Openbare Ministeries, de Openbaar Aanklager coördinator van de groep Mensenrechten, de Hoge Raad van de Rechterlijke Macht, de Ombudsdienst voor Mensenrechten, het Ministerie van Justitie en het Recht en in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Vredesgemeenschap het slechte imago van het Parket van Apartadó tegen onze Vredesgemeenschap. Dit laat duidelijk de ontbinding zien van het Parket als instelling door niets te doen om deze vervolging die reeds jaren loopt tegen de Vredesgemeenschap te verhelpen. Dit geeft ons de reden om geen beroep te doen op deze instantie.

We hopen, Mijnheer de Openbaar Aanklager, dat ge onze redenen en morele beletsels die we hebben om ons te presenteren om verklaringen af te leggen, begrijpt. We kunnen niets minder doen dan de afgrond van corruptie en straffeloosheid die ons verwoeste land overspoelt beklagen en betreuren. Moge God willen dat deze duistere nacht ooit ten einde loopt.

Hoogachtend,

Vredesgemeenschap van San José de Apartadó

01/08/2013 Barbaarsheid en vervolging zonder einde

Terwijl de Nationale Regering redevoeringen afsteekt die de echte realiteit, die we dagelijks beleven en waaraan de Vredesgemeenschap en de bevolking van de omgeving voortdurend onderworpen zijn, verbergen en verduisteren, daagt ze met de grootste schaamteloosheid de hele Internationale Gemeenschap uit die er reeds meer dan 16 jaar op aandringt een einde te maken aan de barbaarsheid en de vervolging tegen onze Vredesgemeenschap.

Met vernederende laagheid legt de hoge regering talrijke vonnissen van het Grondwettelijk Hof , alsook de Resoluties van het Interamerikaans Hof voor de Mensenrechten en de aanmaningen van het Internationaal Strafhof, naast zich neer. Inderdaad het Grondwettelijk Hof vaardigde precieze orders uit voor de regering door middel van resolutie 164/12 , die refereerde naar het uitvoeren van het vonnis T-1025/07. Die orders hadden betrekking op de herziening en de toepassing van de Rechtspraak voor misdaden begaan tegen de Gemeenschap, op het overleg over hoe de aanwezigheid van de Strijdkrachten in de zone kan zijn zonder dat ze gevaren vertegenwoordigt voor de burgerbevolking, en op de preventie en de bescherming van de rechten van de Vredesgemeenschap. Deze orders waren erop gericht het proces van breuk tussen de Vredesgemeenschap en de staatsinstellingen , dat reeds meer dan acht jaar duurde, te deblokkeren. Wat verordend werd door het eerbiedwaardig Grondwettelijk Hof werd een mislukking. De regering gehoorzaamde keer op keer de orders niet en dit op herhaalde en halsstarrige wijze. Dat alles kon vastgesteld worden na verschillende bijeenkomsten die belegd werden met de hoge Regering in uitvoering van het mandaat van het Grondwettelijk Hof. Na zes maanden bijeenkomsten met de hoge regering werd door de Regering niets nagekomen. Eens te meer steunt de Regering deze schendingen van de Grondwet en van de Wetten als voorbeeld voor haar onderdanen. Dit niet uitvoeren van de Grondwet en de Wetten door de Staat brengt ons ertoe dat onze betrekkingen verbroken blijven. Onze waardigheid en onze rechten blijven met de voeten getreden worden en roepen om gerechtigheid. De feiten die we hierna toevertrouwen aan de mensheid en de geschiedenis zijn de volgende:

Op vrijdag 14 juni 2013 kondigden verschillende bekende paramilitairen , die bewoners van de streek ontmoetten, aan dat ze de Vredesgemeenschap gingen binnenvallen, want volgens de paramilitairen heeft de Gemeenschap hen veel schade berokkend door internationaal hun band met de Strijdkrachten aan te klagen. Ze verklaarden ook dat alias “SOPA” de opdracht heeft van zijn oversten om de Vredesgemeenschap aan te vallen, dat ze wachten tot op het moment dat de internationale begeleiders (= vredesbrigadisten) niet in de nederzettingen zijn om een bloedbad aan te richten in coördinatie met de Strijdkrachten.

Op zaterdag 15 juni 2013 kondigen de paramilitairen in Nuevo Antioquia opnieuw aan een bloedbad aan te richten tegen de Vredesgemeenschap, bovendien kondigden ze de vervolging met de dood aan tegen de boer Ángel Eusebio Graciano, die onlangs bij twee gelegenheden moordpogingen onderging, waaraan hij levend kon ontsnappen.

Ook op dezelfde zaterdag 15 juni werd de jongere Luis Albeiro CORREA BORJA, bewoner van het dorpscentrum van San José, door militairen van de militaire basis van San José aangehouden. Ze beschuldigden hem daar een collaborateur van de guerrilla te zijn en schuldig te zijn aan de bomexplosie van 7 juni in San José.

Op zondag 16 juni 2013 vanaf 9:30 tot 11:00 uur werden in het gehucht La Esperanza botsingen geregistreerd tussen het Leger en de guerrilla van de FARC.

Op donderdag 20 juni 2013 ontvingen bewoners van de gehuchten Arenas Altas en La Cristalina van het district San José telefoonoproepen van een individu dat zich identificeerde als alias “COFLAS”, een gedemobiliseerde van de FARC. Hierin waarschuwde hij dat, ofschoon hij als verantwoordelijke van de zone belast was met de ontploffing van een bom op 7 juni 2013 in het dorpscentrum van San José, ze reeds helemaal een montage hadden ineengestoken om de bewoners van de zone als verantwoordelijken voor de feiten te beschuldigen en hij vertelde erbij dat ze dat onder druk gedaan hadden van de militairen , omdat ze resultaten moesten aantonen.

Op maandag 8 juli 2013 rond 8:30 drong een groep paramilitairen in het gehucht La esperanza de eigendom binnen van de boer Reinaldo CARDONA. Ze vroegen naar hem omdat hij op dat moment niet thuis was. De paramilitairen verzekerden dat hij hen ontsnapt was, want ze kwamen voor hem, omdat zij hem ervan beschuldigden op de hoogte te zijn van de aanwezigheid van de guerrilla in de zone en van medeplichtig te zijn aan de moord op militairen op donderdag 30 mei 2013 waarbij zijn huis omzeggens vernietigd werd bij de botsing. Vanuit het huis namen ze twee sim-kaarten mee die toebehoorden aan de familie. Daar kondigden ze de inval aan die ze gepland hadden met het leger tegen de Vredesgemeenschap. Toen ze terugkeerden naar Nuevo Antioquia hielden ze een boer uit de zone aan, die ze beschimpten en ze verplichten hem een last te dragen die zij bij hadden.

Dezelfde maandag 8 juli 2013 rond 15:00 uur bereikte deze paramilitaire groep de school en het Gezondheidscentrum van het gehucht La Esperanza, vlakbij de nederzetting van de Gemeenschap daar. Bij deze groep bevonden zich de bekende paramilitairen José Adelmo OSORNO MEJÍA alias “PANELO”en de gedemobiliseerde van de FARC alias “MAJUTE”, paramilitaire commandant, die zich lange tijd ophield in de Brigade XVII van het nationale leger.

Op zaterdag 13 juli 2013 bevonden zich militaire troepen op de eigendom van een lid van de Interne Raad van onze Vredesgemeenschap in het gehucht La Unión. Toen men eiste dat ze zich uit deze plaats zouden terugtrekken beweerden ze dat ze zich niet op vreemde eigendom bevonden, maar op terreinen van de Staat.

Vanaf 15 tot 17 juli 2013 werden zware gevechten geregistreerd tussen paramilitairen en guerrilleros van de FARC in het gehucht La Hoz, dat tot het district San José behoort. Verschillende boerenfamilies werden bedreigd door de paramilitairen en verplicht op de vlucht te gaan.

Op zaterdag 20 juli 2013 registreerden de communicatiemedia de dood van een guerrillero en de gevangenneming van een andere guerrillero in het gehucht Rodoxali (behorend tot het district San José de Apartadó) als resultaat van gevechten tussen het leger en de FARC.

Op maandag 22 juli 2013 rond 13:00 uur en gedurende verschillende minuten registreerde men het overvliegen van militaire helikopters die twee antidrugsvliegtuigjes escorteerden, die in de gehuchten Mulatos en Resbalosa besproeiingen uitvoerden. De teelten voor huishoudelijk gebruik van de families werden beschadigd door de besproeiing van het gif, ook geraakten de wateren (riviertjes) van deze gehuchten besmet. In de rivier Mulatos werden dode vissen aangetroffen.

Op vrijdag 26 juli 2013 kwamen verschillende boeren van het district van San José naar leden van de Vredesgemeenschap om te vertellen dat het Leger en het Openbaar Ministerie via gerechtelijke montages gerechtelijke processen aan het opzetten zijn tegen bewoners van de zone waartegen ze de bedoeling hebben om ze een proces aan te doen als verantwoordelijken voor de bom die tot ontploffing werd gebracht op 7 juni 2013 in het dorpscentrum van San José, waarbij verschillende militairen zwaar gewond werden.

Op zaterdag 27 juli 2013 vertok een familie van het gehucht La Cristalina (dat tot het district San José behoort) op de vlucht door bedreigingen van militairen die hen zegden dat het beter was de zone te verlaten want dat zij niet konden instaan voor hun leven.

Op maandag 29 juli 2013 rond 15:20 werd John Fredy Usuga, lid van onze Vredesgemeenschap en coördinator van het gehucht Arenas Altas, een nederzetting van de Vredesgemeenschap, benaderd door agenten van de Nationale Politie, terwijl hij zich in een voertuig van publiek vervoer van Apartadó naar San José begaf. Bij het tegenhouden van het voertuig eisten ze onmiddellijk de documenten van Usuga en ze gaven hem het bevel uit te stappen terwijl ze aankondigden dat er tegen hem een aanhoudingsbevel liep. Leden van de gemeenschap en internationale begeleiders (= vredesbrigadisten) die hem vergezelden bemiddelden voor hem en na enkele minuten werd hij in vrijheid gesteld.

De laatste weken werd de bekende paramilitair alias “GUACHIPIN” opgemerkt te midden van de troepen die patrouilleerden in de gehuchten van het district van San José.

We doen een beroep op de onwankelbare solidariteit van personen in het land en in de wereld zodat ze er bij de Regering op aandringen dat ze de grondwet en de wet zou respecteren en een einde zou maken aan de barbaarsheid en de vervolging van onze Vredesgemeenschap.

We bevestigen opnieuw ons engagement in de principes voor leven en waardigheid bij het bouwen aan een meer rechtvaardige wereld en we zullen niet wijken voor de zaaiers van de dood.

11/06/2013 Doofheid en blindheid van een Staat die alles toedekt

De medeplichtigheid van de Staat door middel van haar paramilitaire arm is elke keer meer afschrikwekkend en huiveringwekkend. We zien ons opnieuw verplicht om getuigenis af te leggen zodat ooit eens de mensheid kan oordelen. Dit zijn de feiten:

Vanaf zaterdag 1 juni tot dinsdag 4 juni 2013 kampeerden troepen van het nationale leger op private eigendom van de Vredesgemeenschap in het gehucht La Esperanza, vlak bij de woning van de families daar. Op die manier schenden zij het recht op Private Eigendom dat in de Colombiaanse Grondwet erkend wordt en bovendien traden ze de levens- en werkruimten van onze Vredesgemeenschap met de voeten. De aanwezigheid van gewapende actoren vlak bij de woningen van de burgerbevolking brengt het leven van de burgers in gevaar. Een bewijs daarvan vormen de laatste feiten die geregistreerd werden de laatste weken, want de burgerbevolking werd gebruikt als menselijk schild en de huizen als bolwerken(tegen de vijand) door de Strijdkrachten.

Op woensdag 5 juni 2013 antwoordde de Nationale Regering via de Directrice van het Presidentieel Programma voor de Mensenrechten en het Internationaal Humanitair Recht, Alma Bibiana PÉREZ GÓMEZ, in een brief gedateerd op 15 mei 2013 op de verzoeken die de Gemeenschap van Tamera in Portugal, die reeds verschillende jaren verbroederd is met onze Vredesgemeenschap, recent ten gunste van onze Vredesgemeenschap deed. Hetzelfde schrijven werd door de Nationale Regering ook gezonden naar andere organisaties in het buitenland (ook aan ons Netwerk voor Solidariteit).

De directrice schijnt te miskennen of beter ze probeert de ernstige schendingen van de mensenrechten door de Strijdkrachten van de Staat te verhullen door zogezegde “bereikte successen in materie van veiligheid door de Strijdkrachten” aan te tonen. Ze ontkent de voortdurende misdrijven van de Strijdkrachten tegen onze Vredesgemeenschap en de bevolking uit onze omgeving. Ze beoogt de recente moorden door de Strijdkrachten van de Staat stil te houden zoals die plaatsvond op donderdag 4 oktober 2012, waarbij de burger Alberto ARIZA HUACA dodelijk gekwetst werd door Staatsagenten, of zoals die van dinsdag 9 april 2013 , waarbij zonder ook maar enig woord met hem te wisselen het leger de boer Carlos Andrés TORRES vermoordde. In elk opzicht wordt duidelijk gemaakt dat “de gedragsinstructies die de Strijdkrachten moeten hebben tegenover de leden van de Vredesgemeenschap”enkel en alleen hebben gediend om er geen rekening mee te houden. De feiten van afgelopen donderdag 30 mei 2013 tonen een duidelijke vervolging tegen onze Vredesgemeenschap aan vanwege de Nationale Politie. En het kon hen zelfs niets schelen dat er bij de delegatie van de Gemeenschap (naar Bogota) functionarissen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken waren.

Het moet gezegd, ofschoon het waar is dat er gunstig stemmende toenaderingen waren vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en er ontmoetingen onderhouden werden in de loop van 2013 tussen dit Ministerie en onze Vredesgemeenschap, toch werden de akkoorden voor de uitvoering van de verordeningen die besloten zijn in het Vonnis 164 van 2012 van het grondwettelijk Hof, niet nagekomen door de Regering. Zo was dat afgelopen woensdag 29 mei het geval, waarbij de Heer President Santos zijn overeenkomst niet nakwam.

Bovendien werd er een Direct Communicatiekanaal opgezet tussen het Kantoor van het Presidentieel Programma voor de Mensenrechten en het IHR (Internationaal Humanitair Recht) dat afhangt van het Vicepresidentschap en de leiders van de Vredesgemeenschap met de bedoeling de aanklachten over de situatie van gevaar voor de leden van de Gemeenschap over te brengen. Maar dat kanaal diende tot niets, het was volledig nutteloos ten aanzien van de realiteit waaraan wij voortdurend worden onderworpen.

De aanwezigheid in de zone van organismen van de Staat zoals de Ombudsdienst voor de Mensenrechten, waarmee we hebben gebroken omwille van haar onwerkbaarheid, haar doofheid en onbekwaamheid, en het Administratief Departement voor Sociale Welvaart en haar territoriale eenheden, die zogezegd verschillende programma’s van sociale investering gericht op de inwoners van het district van San José de Apartadó uitvoeren, sluiten op geen enkele wijze de leden van onze Vredesgemeenschap in. Onze Vredesgemeenschap aanvaardt zulke vernedering door middel van laaghartige leugens niet.

Op woensdag 5 juni 2013 werd in het gehucht Mulatos, vlakbij het Vredesgehucht van de Vredesgemeenschap, gedurende verschillende minuten Bernardo SEPÚLVEDA, lid van onze Vredesgemeenschap, aangehouden door troepen van het Nationale Leger. De militairen vertelden hem dat het er heet aan toegaat langs de kanten van de San José de Apartadó door de schuld van deze ‘hoerenjong’ Vredesgemeenschap en dat ze naar San José moesten komen zodat ze moesten afzien van wat ze elders hadden voorbereid en gecoördineerd.

Op donderdag 6 juni 2013 kondigden de paramilitairen in het dorpscentrum van Nuevo Antioquia aan dat ze gaan komen voor Reinaldo AREIZA, waar hij zich ook maar mag bevinden, en ze beweerden dat het afbranden van de Boerderij La Marina verband hield met het in brand steken door hen van zijn huis op 4 juli 2012 in het gehucht La Esperanza.

Op vrijdag 7 juni 2013 rond 10:15 uur bestookten guerrilleros van de FARC gedurende een half uur de Militaire Basis en de Commandopost van de Politie in het dorpscentrum van San José. Eén van de zalen van de school van San José waarin kinderen klas kregen werd getroffen door een projectiel, dat werd afgevuurd vanuit de militaire basis.

Dezelfde dag rond 14:45 uur ontplofte in het centrum van San José de Apartadó, in de omgeving van een woning, vlak bij de brug op die plaats en ook dichtbij de school, een bom. Vier soldaten werden hierbij zwaar gewond. Onmiddellijk kwamen militairen vanuit de basis hen ter hulp. Ze bedreigden er ook verschillende burgers met hun wapen omdat ze niet meewerkten met de strijdkrachten door informatie te leveren, want ze argumenteerden dat de burgerbevolking op de hoogte was van deze aanslag. De aanwezigheid van het leger en de politie te midden van de burgerbevolking in zones van conflict – zoals hier het geval is in het dorpscentrum van San José - is in strijd met talrijke normen van het Grondwettelijk Hof. Het is immers zo dat San José vanaf het moment van haar extreme militarisering vanaf april 2005 verschillende gewapende confrontaties uitlokte met talrijke burgerslachtoffers. Deze feiten bevestigen eens te meer dat het plaatsen van militaire bases dicht bij de burgerbevolking in conflictzones nutteloos is. Toch dringt de regering erop aan een Kollege te bouwen in de onmiddellijke omgeving van de militaire basis.

Dezelfde dag ’s morgens was er een groep paramilitairen aanwezig in het huis van een lid van onze Gemeenschap in het gehucht Arenas Bajas, dat tot het district van San José behoort. Daar beweerden ze dat ze een zaakje kwamen regelen en dat het uur voor deze hoerenjong Vredesgemeenschap was aangebroken.

Op zaterdag 8 juni 2013, terwijl de boer Juan SÁNCHEZ, schrijlings op zijn paard gezeten door het Dorpscentrum van San José de Apartadó wandelde beweerden militairen die daar aanwezig waren tegenover verschillende burgers dat het voor dit hoerenjong (Vredesgemeenschap) goed was om het hoofd van zulk schichtige hoerenjong te doen buigen, zoals een hoerenjong gefusilleerd werd in Caracolí. Hiermee verwezen ze naar Carlos Andrés TORRES, pas door militairen vermoord op maandag 9 april 2013.

Op zondag 9 juni 2013 hielden troepen van het Nationale Leger in het gehucht Mulatos, dat tot het district van San José behoort, gedurende verschillende minuten de boer Ramón Isidro GUERRA illegaal aan. De militairen probeerden hem een muilezel die zijn eigendom was af te nemen. Ze voerden aan dat het één van de muilezels was die door de FARC bij de paramilitairen waren gestolen op maandag 27 mei 2013. Ze zegden dus dat deze muilezel van de paramilitairen was en dat de guerrilla die stal en dat de troepen van het leger hier waren om ze terug te krijgen en ze aan de eigenaars terug te geven. Ook bedreigden ze hem en ze herinnerden hem eraan dat de Vredesgemeenschap hem bevrijd had in 2011, toen de gemeenschap hem kwam terug opeisen de dag dat de militairen hem aanhielden. Ze zegden dat hij er zich moest op voorbereiden dat de zaken veranderd waren, dat het niet meer was als vroeger, dat de dingen nu een andere prijs hadden, dat het niets zou baten dat dit hoerenjong van een Gemeenschap er zich mee zou bemoeien. Uren later hielden ze een andere boer aan die daar passeerde. Ze vroegen hem naar de gestolen muilezels en ze vroegen dat indien hij aan informatie zou geraken dat hij ze dan zou aanleveren omdat zij de ezels moesten zien terug te krijgen om ze terug te geven aan de eigenaars.

Op maandag 10 juni 2013 kwam in het gehucht La Esperanza een groep paramilitairen opdagen vlakbij de private eigendom van de Vredesgemeenschap. Daar verklaarden ze aan enkele burgers die er passeerden dat heel de militaire operatie om de muilezels die de guerrilla van hen stal op maandag 27 mei 2013 te zoeken, gecoördineerd was door de Strijdkrachten en dat dank zij de Strijdkrachten en hun bescherming ze de woning reeds aan het erop bouwen zijn.

Op dinsdag 11 juni 2013 werd er een sterke aanwezigheid van het Nationale Leger gezien op de plaats die bekend staat als El Barro in het gehucht Mulatos. Daar verklaarden de militairen aan verschillende burgers dat indien ze de verblijfplaats van de muilezels die de guerrilla van de paramilitairen hadden gestolen kenden ze het moesten meedelen, want dat zij, militairen daar naar op zoek waren om ze terug te geven aan de Commandant van de “Autodefensas Gaitanistas de Colombia” (“AGC) alias “Otoniel”.

We geloven dat de solidariteit van die personen met onwankelbare en onomkoopbare principes ter verdediging van het leven met vredelievende acties er altijd zal zijn.

De liefde die we voor het leven hebben staat boven de dood zelf. We zullen geen centimeter wijken voor de “zaaiers” van de dood.

05/06/2013 En ze blijven van ons een slagveld maken

De Vredesgemeenschap van San José de Apartadó verheft opnieuw haar stem van protest tegen het voortdurend misbruik van ons grondgebied door er een genadeloze en smerige oorlog voort te zetten en ze zegt tegen het land en tegen de wereld: “NIET MEER!”

We leggen getuigenis af aan het land en aan de wereld van de laatste feiten die gepleegd werden tegen onze Gemeenschap en tegen de boerenbevolking uit onze onmiddellijke omgeving:

Tussen 19 en 27 april 2013 ontving de boer William CARDONA voortdurend telefoons van militairen, die steeds zijn verblijfplaats wilden controleren en ze maanden hem aan zijn huis niet te verlaten, want ze zegden dat zij geen borg konden staan voor zijn leven, als hij dat wel deed. Toen hij uitgeput door deze permanente chantage zijn simkaart verwijderde, bleven de militairen zijn vrouw opbellen en ze bleven druk uitoefenen op zijn zoontje van 11 om informant van het leger te worden. In januari 2013 was William door paramilitairen reeds aangehouden geweest in het gehucht La Linda en op 19 april werd hij door militairen illegaal aangehouden en gedurende verschillende uren onderworpen aan beschimpingen en chantage en bovendien werd hij verplicht om contact te nemen met de ex-guerrillero alias SAMIR, die reeds verschillende jaren gehuisvest is in de XVII-de Brigade en er gemanipuleerd werd door het leger om permanente laster te verzinnen tegen de Vredesgemeenschap.

Op dinsdag 23 april 2013 werd in het huis van Hernán RODRÍGUEZ in het gehucht La Linda een boer illegaal en arbitrair door troepen van het leger aangehouden en hij werd ermee bedreigd aan boord genomen te worden van een helikopter en gevonnist te worden als een “guerrillero” als hij niet meewerkte met de militairen. Ze beschuldigden hem ervan dat in zijn boerderij eten bereid werd voor de guerrilla omdat ze daar kippenpluimen gevonden hadden, want volgens hen eet alleen de guerrilla kippen.

Op zondag 5 mei 2013 werd in het gehucht La Osa van het district Batata in de gemeente Tierralta (Departement Córdoba) de boer Manuel Enrique MARTÍNEZ CARDONA zwaar gekwetst door troepen van het nationale leger. Te wijten aan de ernst van de verwondingen stierf hij de dag nadien op 6 mei. Ofschoon hij geen deel uitmaakte van de Vredesgemeenschap toch was hij een burger en een buur van onze nederzettingen. Daarom dat de Gemeenschap haar solidariteit uitdrukte met de familie. Er dient opgemerkt te worden dat het gehucht La Osa één van de gehuchten is dat grenst aan het gehucht Las Claras, waar een nederzetting is van onze Vredesgemeenschap.

Op dinsdag 14 mei 2013, rond 7:00 uur, toen ze uitstapten uit het voertuig dat hen had getransporteerd van het dorpscentrum van San José naar Apartadó, werden Elvia María CATAÑO SERNA en haar moeder Laura tegengehouden door twee personen in burger. Die namen hen gevangen en pakten hun identiteitsdocumenten af en gaven ze aan twee andere burgers die in taxi toekwamen en die namen hun documenten mee. Nadien voerden de twee burgers die hen aanhielden hen naar de Politiecommandopost. Daar werden ze onderworpen aan ondervragingen waarbij ze beschuldigd werden “guerrilleras van het dorp” te zijn. Twee uren nadien kwamen ook de burgers daar aan die hen hun documenten hadden afgenomen en ze overhandigden die aan de politie. De beschuldigingen werden ondersteund door vermoedelijke “informanten” die hen achtervolgden in de huizenrij. Het zijn affirmaties die op niets gesteund zijn en zonder enig legaal proces. Na 5 uren lieten ze hen vrij op voorwaarde dat ze hun gsm niet zouden uitzetten om hen op die manier voortdurend te controleren en dat ze niet zouden weggaan uit San José. In het geval ze dat toch zouden doen konden ze niet instaan voor hun leven. Het is op deze wijze dat “gerechtelijke processen” plaatsvinden in Urabá, waarbij agenten , instellingen, plaatsen, bewijzen, procedures en juridische stappen buiten de wet gebeuren en zelfs tegen de wet in. En meer nog het betreft misdadige acties die de instellingen niet enkel tolereren maar ze ook goedkeuren.

Op vrijdag 17 mei 2013 werd in de hoofdplaats van het gehucht La Cristalina , district San José de Apartadó, het levenloos lichaam aangetroffen van de boer Luis RODRÍGUEZ, die klaarblijkelijk met een vuurwapen vermoord werd op donderdag 16 mei, vermoedelijk door de guerrilla, volgens de informatie van de boeren, omdat hij gezien werd als een informant van de militairen. De Vredesgemeenschap wijst energiek zulke acties van de dood af en het gebruik van de burgerbevolking als informant. De Vredesgemeenschap verklaart zich solidair met de familie.

Op zondag 19 mei 2013, rond 13:00 uur hielden drie paramilitairen die zich op de plaats bevonden die bekend is als Tierra Amarilla, op de weg tussen Apartadó en San José, het voertuig voor publiek vervoer tegen en verplichtten alle inzittenden, waaronder leden van onze Gemeenschap, uit te stappen. Ze verboden ze om het even welke communicatie te hebben met elkaar, met de waarschuwing dat ze hen anders zouden vermoorden. Bij het identificeren van de boer Ángel Eusebio GRACIANO, een familielid van Germán GRACIANO, de Wettelijk Vertegenwoordiger van onze Vredesgemeenschap zegden ze: “Die is het die we nodig hebben.” Ze bedreigden hem met de dood en ze verplichtten hem om hen te vergezellen naar een afgelegen plaats. Maar hij verzette zich hier tegen. Enkele minuten nadien zonden ze hem in een auto geëscorteerd door twee paramilitairen en ze waarschuwden hem dat ze verderop alles met “el Patrón” zouden arrangeren. GRACIANO was zich bewust van de benauwde situatie en nam de gelegenheid te baat om van het voertuig te springen en de vlucht te nemen totdat hij zich kon verbergen in het struikgewas. Op die manier kon hij ontsnappen aan zijn moordenaars. Onze Gemeenschap werd onmiddellijk op de hoogte gebracht van de situatie en stuurde een delegatie met internationale begeleiding om hem te zoeken. Gelukkig konden ze hem in leven weervinden en hem terug meebrengen naar zijn familie. Als de delegatie de weg afdaalde stelde ze op de weg militaire aanwezigheid vast, op slechts enkele minuten van de plaats waar de feiten plaats vonden, wat duidelijk maakt dat er coördinatie bestond tussen de Strijdkrachten en de paramilitairen.

Dezelfde zondag 19 mei 2013 rond hetzelfde uur werden twee leden van onze Interne Raad die zich in de luchthaven van Carepa bevonden, illegaal aan controle onderworpen door politieagenten onder het bevel van onderdiensthoofd HERNÁNDEZ. De mannen in uniform voerden aan dat zij “kunnen doen waar zij maar zin in hebben”. Toen men hen liet zien dat ze hiermee de normen vastgelegd in een vonnis van het Grondwettelijk Hof schonden antwoordden zij dat “zij de autoriteit zijn en dat ze daarom geen enkel vonnis moesten uitvoeren”. En dat indien deze procedure de leden van de Vredesgemeenschap niet aanstond zij hen zouden gevangen nemen.

Op donderdag 23 mei 2013 rond 13:40 registreerde men een gevecht tussen troepen van het leger en guerrilleros van de FARC in het gehucht Mulatos, op de plaats bekend als El Barro, op de boerderij van Mr. Antonio ARTEAGA, die gerund wordt door twee families die lid zijn van onze Gemeenschap. Ze gebruikten de woning als vesting en ze gebruikten de kinderen en de burgers als menselijk schild, wat evident een oorlogsmisdaad betekent. Bij de vraag om zich terug te trekken uit de woning , antwoordden de militairen dat ze dat deden om ze te (laten) doden samen met hen. Het was dus een bewuste, intentionele en weloverwogen oorlogsmisdaad.

Op zaterdag 25 mei 2013 tijdens de ochtend werd in het Vredesgehucht dat gelegen is in Mulatos de minderjarige Edilberto TUBERQUIA, lid van onze Gemeenschap, gedurende verscheidene minuten vastgehouden. Hij werd beschimpt en ondervraagd over de verblijfplaats van leden van onze Gemeenschap. Nadien (achter) volgden de militairen hem nog enkele minuten.

Op zondag 26 mei 2013, in een bijeenkomst gehouden in het stedelijk gedeelte van Apartadó, kondigden de leiders van het paramilitarisme aan dat ze het moment dat er geen internationale begeleiding zou zijn in onze Vredesgemeenschap zouden benutten om een gewapende inval te doen tegen de Gemeenschap in de nederzetting van San Josecito. Ze voegden eraan toe dat alles reeds gepland en gecoördineerd was met de strijdkrachten. Want het bewijs daarvoor is de actie die ze ondernamen op zondag 19 mei wanneer ze Eusebio GRACIANO aanhielden, want ze hadden zich kunnen verplaatsen zonder enige moeilijkheid te ondervinden van de Strijdkrachten. Dat is trouwens wat ze voortdurend doen.

Op maandag 27 mei 2013, ’s morgens, bezetten troepen van het leger behorend tot de 24-Ste Mobiele Brigade gedurende verschillende uren, de private eigendom van onze Gemeenschap in de huizenrij van het gehucht La Unión. Ten aanzien van zulke situatie van gebrek aan respect vaardigde de Gemeenschap verschillende leden af om te eisen dat ze de private ruimten zouden ontruimen. Dezelfde maandag 27 mei, rond 15:00 uur deed er zich opnieuw een gevecht voor tussen soldaten van het nationale leger en guerrilleros van de FARC in het gehucht Las Claras, op slechts enkele minuten van de nederzetting van de Gemeenschap in La Unión, dicht bij het huis van Reinaldo RIVERA.

Dezelfde dag rond 14:50, werd Jesús Emilio TUBERQUIA, lid van de Interne raad van onze Vredesgemeenschap in de luchthaven van Carepa illegaal gefouilleerd en gefotografeerd door agenten van de politie met medeplichtigheid van de veiligheidsagenten.

Dezelfde dag rond 23:00 uur viel een groep guerrilleros gewapenderhand binnen in de Boerderij La Marina, eigendom van de paramilitairen, in het gehucht Playa Larga. Ze staken de woning in brand en ze namen een stoet muilezels en een ezel mee die toebehoorden aan de paramilitairen. Volgens de locale media moesten zo’n 18 families vanuit de zone op de vlucht gaan. De Vredesgemeenschap heeft de President van de Republiek reeds geruime tijd in kennis gesteld van de paramilitaire aanwezigheid juist op deze plaats en van de voortdurende uitbreiding van hun ruimtes in deze zone, zonder dat de hoge regering tot op dit moment ook maar iets heeft willen ondernemen hiertegen. En op deze manier stelt ze zich met volledige evidentie verantwoordelijk voor de bedreven misdrijven. Die eigendom en andere aangrenzende staan onder de controle van alias “Otoniel”, de chef van de AGC (= Autodefensas Gaitanistas de Colombia).

Op dinsdag 28 mei 2013 was een groep bekende paramilitairen aanwezig in het gehucht Playa Larga, op de grens met het gehucht La Esperanza. Ze verklaarden dat ze de Strijdkrachten advies hadden gegeven om de muilezels te zoeken die de guerrilla de dag voordien had gestolen en om bij de boeren van de zone alle schade te innen die de paramilitairen hadden geleden.

Dezelfde dag rond 8:40 werd Arley TUBERQUIA, lid van de interne raad van onze Vredes-gemeenschap, door agenten van de Nationale politie illegaal gefouilleerd en gefotografeerd in de luchthaven van Carepa. Een politieagent gebruikte de gsm van één van de wachten van de luchthaven en niet zijn eigen communicatietoestel. Hij hield die in zijn hand om een telefoonoproep te doen aan een onbekende en hij gaf die de gegevens door van het lid van de Raad.

Op woensdag 29 mei 2013 werd onze Vredesgemeenschap opnieuw bespot door de hoge Regering , want President Juan Manuel SANTOS wilde niet deelnemen aan de ceremonie van terugtrekking van laster die tegen onze Vredesgemeenschap werd uitgesproken. Op deze manier gehoorzaamde hij niet aan wat verordend werd door het Grondwettelijk Hof door middel van Resolutie 164/12.

Op donderdag 30 mei 2013 rond 15:00 uur werden de 32 gedelegeerden van onze Vredesgemeenschap, die naar Bogotá waren gereisd om deel te nemen aan de plechtigheid van de terugtrekking van de laster die President SANTOS ging doen maar die hij uiteindelijk niet deed, bij hun terugkeer naar Apartadó door een politiepatrouille onderschept ter hoogte van de plaats die bekend is als CASA VERDE, in de gemeente Carepa. Hier konden de afgevaardigden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, die de groep van gedelegeerden begeleidden bij hun terugkeer, rechtstreeks een episode van de vervolging tegen de Vredesgemeenschap bijwonen. Want ze waren reeds onderworpen geweest aan onderzoek bij twee gelegenheden dezelfde dag en hun antecedenten werden reeds onderzocht in de luchthaven. De vervolging was niettemin duidelijk. Een politieagent benaderde een lid van onze Gemeenschap en verklaarde dat ofschoon er ambtenaren van het ministerie bij hen waren ze er zich niets van aantrokken om leden van de Gemeenschap aan te houden. De woede van het onderdiensthoofd van politie hier was zo groot dat hij de orders van zijn overste om de delegatie te laten gaan in Carepa niet gehoorzaamde, zodat zijn overste zich verplicht zag zelf ter plekke aanwezig te zijn.

Dezelfde dag rond 14:00 uur onderhielden troepen van het nationale leger, die vermoedelijk op zoek waren om de door de guerrilla van de paramilitairen gestolen muilezels te bevrijden, gevechten met guerrilleros van de FARC, die klaarblijkelijk de gestolen dieren bij hadden tussen de gehuchten La Resbalosa en Mulatos. In het vuurgevecht bleef het huis van de boer Reinaldo CARDONA omzeggens verwoest achter door de kogelinslagen. Op het moment van de feiten bevond Reinaldo zich met zijn familie, waaronder verschillende kinderen, in huis. Tegelijk mitrailleerde een legerhelikopter de zone en de hulzen vielen op het huis. Volgens de boeren, bleef er ook een stier dood en er was ook een soldaat zwaar gewond.

Op vrijdag 31 mei 2013 rond 5:00 uur landde, volgens informatie van de boeren, een legerhelikopter op de eigendom van Reinaldo CARDONA. Men weet niet of het was om gekwetsten of om doden op te pikken.

Dezelfde dag, rond 9:00 uur registreerde men, volgens informatie van de bewoners van de zone, in het gehucht La Miranda, dat tot het district San José behoort, een botsing tussen het leger en de guerrilla van de FARC. Klaarblijkelijk waren er aan beide kanten gewonden. Uren later landde een legerhelikopter in de zone.

Op donderdag 30 en vrijdag 31 mei 2013 werd er een sterke militaire aanwezigheid geregistreerd in het Vredesgehucht, een nederzetting van onze Gemeenschap in het gehucht Mulatos. Ze drongen er illegaal de private eigendom van de Vredesgemeenschap binnen. Het is een beschamende praktijk, maar het is onze plicht om van de militairen voortdurend respect op te eisen voor de levens- en werkplaatsen van de families van onze Gemeenschap.

Op zaterdag 1 juni 2013 rond 19:30 werd er een bestoking geregistreerd van de militaire basis die zich bevindt in het dorpscentrum van San José.

Op zondag 2 juni 2013 rond 14:00 uur terwijl een groep burgers zich aan het ontspannen was op het voetbalveld , gelegen in het dorpscentrum van San José, vlakbij de militaire basis, deed er zich opnieuw een bestoking voor tegen deze basis door guerrilleros van de FARC, zodat de burgers in alle haast van hier moesten wegvluchten. Dit nieuwe feit maakt het grote risico duidelijk waarin de burgerbevolking van het dorpscentrum van het district zich bevindt. Ondanks dat wil de nationale regering hier een kollege bouwen, waarin veel jongeren van de streek een onderkomen zouden vinden. Dat betekent dat de instellingen zich niets aantrekken van het risico dat dit betekent voor de burgerbevolking.

Op maandag 3 juni 2013 rond 9:00uur begaven leden van onze Gemeenschap zich naar de legertroepen die zich bevonden in de werkruimten van de families, om te vragen dat ze zich van daar zouden terugtrekken . De militairen verklaarden hierop dat zij doen waar ze zin in hebben en dat niemand hen hier gaat komen bevelen. Dezelfde dag rond ongeveer 17:00 uur, deed zich opnieuw een schermutseling voor tussen het leger en de FARC op de plaats die gekend is als La Antena in het district van San Jose de Apartadó.

Op dinsdag 4 juni 2013 rond 15:00 uur achtervolgden 2 paramilitairen in burger en met kort wapen opnieuw Ángel Eusebio GRACIANO, terwijl hij op weg was in het centrum van Apartadó. Hij zag zich verplicht in een taxi te stappen om te ontsnappen aan zijn moordenaars en om op een andere plaats hier onder te duiken. De Gemeenschap werd hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht en ze moest hem gaan bevrijden en hem veilig en wel terugbrengen naar zijn familie. Bij deze nieuwe feiten van bedreiging stellen we de Colombiaanse Staat aansprakelijk voor wat kan gebeuren met GRACIANO. Want in minder dan veertien dagen stond GRACIANO op het punt vermoord te worden door paramilitairen die in openlijke medeplichtigheid van de Strijdkrachten opereren.

Er bestaat geen twijfel over dat de regering met de grootste schaamteloosheid de hele Internationale Gemeenschap uitdaagt die gedurende 16 jaren met aandrang vroeg een einde te maken aan de barbaarsheid tegen onze Vredesgemeenschap. Met de grootste grofheid legt de hoge regering talrijke Vonnissen van het Grondwettelijk Hof, alsook de Resoluties van het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten en de waarschuwingen van het Internationaal Strafhof naast zich neer. Inderdaad het Grondwettelijk Hof heeft verboden politieposten en militaire basissen te plaatsen te midden van de burgerbevolking en de regering weigert herhaaldelijk en halsstarrig haar orders te gehoorzamen. Het Hof verklaarde de registraties (met huiszoekingen en fouillering) ongrondwettelijk en desondanks doen militairen en politie dat dagelijks omdat ze zich beschermd weten door de vrijwillige doofheid en blindheid van de President, die nooit een antwoord geeft op de rechten op petitie en al deze schendingen van de Wet en de Grondwet goedkeurt, in het volle besef dat militairen en politie al deze informatie meedelen aan de paramilitairen om hun bloedbaden voor te bereiden. Een paar weken geleden werd dat nog vastgesteld in de huizenrij van Nuevo Antioquia, waar de foto’s genomen in de controleposten van de Strijdkrachten terug te vinden waren in albums beheerd door de paramilitairen om hun bedreigingen met uitroeiing slagvaardig te maken. Het grondgebied van de Vredesgemeenschap veranderen in slagveld was een permanent doel van militairen en paramilitairen, als nog maar eens een strategie van vernietiging van de burgerbevolking. Want de militairen herhaalden talrijke malen dat ze burgerbevolking als schild gebruikten, opdat de guerrilla ze zou vermoorden wanneer ze aanstalten zou maken om hen aan te vallen. En in feite zijn ze er talrijke keren in gelukt dat werkelijkheid te doen worden. Want het betreft een intentionele en weloverwogen genocide. Een gelijkaardig misdrijf was druk uitoefenen op de boeren om ze informanten te doen worden en zo de tegenstrevers aan te moedigen om ze te elimineren. Deze keer betreuren we nieuwe levens die verwoest werden door middel van al deze trucs.

We bedanken hen die ons vanuit het land en vanuit de wereld moreel en ethisch begeleiden in enkele onwrikbare en onomkoopbare principes voor het leven. En we herhalen onze beslissing om stand te houden in ethische weerstand tegen zoveel barbaarsheid en rottigheid van een misdadige Staat.

29/05/2013 Nog maar eens een agressie van de top van de regering (persbericht)

Persbericht van de Vredesgemeenschap van San José de Apartadó

29 mei 2013

De Vredesgemeenschap van San José de Apartadó, voor vandaag opgeroepen door de Nationale Regering om uitvoering te geven aan een order dat resultaat is van het Vonnis 164 van 2012 van het Grondwettelijk Hof, ziet zich verplicht het volgende kenbaar te maken aan het land en aan de wereld:

Bij talloze gelegenheden vanaf haar vorming in maart 1997, was de Vredesgemeenschap slachtoffer van talrijke kwaadsprekerijen door hoge Staatsambtenaren. In het bijzonder de toespraken van de President van de Republiek (toen Uribe) van 27 mei 2004 en van 20 maart 2005, ondersteund door valse getuigen en door montages opgezet door leden van Strijdkrachten en van Rechterlijke Macht, hebben gedurende de volgende 9 jaren fatale gevolgen gehad. Temeer omdat ze in talrijke nationale en internationale massacommunicatiemedia verspreid werden en omdat ze moesten dienen als zogenaamde rechtvaardiging van de Strijdkrachten en van de Rechterlijke Macht om honderden misdaden te plegen tegen de Gemeenschap en tegen de boerenbevolking uit haar omgeving.

Gedurende vele jaren dienden de rechtsvorderingen van de Gemeenschap om gerechtigheid te eisen bij de Commissie van Beschuldigingen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en bij internationale rechtbanken tot niets. Uiteindelijk riep het Grondwettelijk Hof in opvolging van haar Vonnis T-1025 van 2007 op tot een hoorzitting in maart 2012. Hierbij erkende het Hof dat de eisen van de gemeenschap wat betreft de voorwaarden om opnieuw enig gesprek aan te knopen met de Staat gerechtvaardigd waren, want dat gesprek was volledig verbroken vanaf het gruwelijk bloedbad van 21 februari 2005 waarbij verschillende leiders van de Gemeenschap en hun families, met inbegrip van kinderen die nog maar enkele maanden oud waren, in stukken werden gehakt.

De eerste verordening, product van het Vonnis 164/12 van het Grondwettelijk Hof eist “de terugtrekking van de beschuldigingen die tegen de Vredesgemeenschap en haar begeleiders werden uitgesproken en het vaststellen van een procedure om toekomstige beschimpingen tegen de Gemeenschap te vermijden”. In hetzelfde artikel van het vonnis “wordt het Ministerie van Binnenlandse Zaken gevorderd om de procedure om de terugtrekking aan te bieden te coördineren en in gang te zetten.”

Vanaf het eerste contact met het ministerie van Binnenlandse Zaken, verklaarde de Gemeenschap met absolute duidelijkheid en beslistheid dat ze enkel een expliciete verklaring door de President van de Republiek als proportionele terugtrekking zou beschouwen, omdat het een mandataris met deze hoge rang was die dit zware misdrijf van kwaadsprekerij beging dat aan de lopende band gedurende 9 jaren zovele honderden fatale consequenties had veroorzaakt met karakteristieken van misdaden tegen de menselijkheid.

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken deelde vanaf de maand april aan de Gemeenschap mee dat President Santos had aanvaard de terugtrekking aan te bieden. En er werd hiervoor een datum in april vastgelegd, die nadien verschillende malen verschoven werd te wijten aan problemen met de agenda van de President. Tenslotte werd de datum op vandaag 29 mei 2013 vastgelegd en de Gemeenschap duidde 32 leden van de gemeenschap aan om zich naar Bogotá te begeven en om deel te nemen aan deze plechtigheid.

Toen de hele delegatie zich reeds in Bogotá bevond en op slechts nauwelijks een paar uren voor het begin van de ceremonie werd aan de Gemeenschap meegedeeld dat de heer President niet aanwezig zou zijn. Zijn afwezigheid betekent een nieuw affront tegen de Gemeenschap. We kennen de motieven van de eerste mandataris niet. De Gemeenschap onderwierp vorige nacht en de eerste uren van de morgen de beslissing, die moest genomen worden, aan de leden van de verschillende nederzettingen van de gemeenschap. Uiteindelijk bleef de Gemeenschap op haar standpunt dat een plechtigheid geleid door een andere ambtenaar dan het Staatshoofd zelf niet kan beschouwd worden in overeenstemming te zijn met haar eis van gerechtigheid en met hetgeen verordend was door het Grondwettelijk Hof.

De Gemeenschap erkent de goede wil van de heer Minister van Binnenlandse Zaken, Fernando Carrillo, en die van zijn werkploeg in de Eenheid Mensenrechten van het Ministerie, die de logistiek van de ceremonie hebben voorbereid. Op dezelfde manier bedanken we alle genodigden, die getuigen zijn van dit nieuw affront tegen ons proces, voor hun aanwezigheid op deze plechtigheid. Maar het is niet anders mogelijk dan dit te beschouwen als nog maar eens te meer een agressie van de Hoge Regering, die haar agenda heeft gewijzigd, toen de delegatie reeds in Bogotá was. Daarmee doet ze het karakter van een rechtzetting ontaarden, die juist beoogde de beledigingen uitgesproken door het Staatshoofd recht te zetten en de handelswijzen te corrigeren die hebben aangezet tot een voortdurende aaneenschakeling van gruwelijke misdaden.

De Vredesgemeenschap betreurt eens te meer de ongehoorzaamheid van de Uitvoerende Macht aan het Grondwettelijk Hof en ze verklaart dat de beledigingen en de beschimpingen veroorzaakt door de Leiding van de Staat om gerechtigheid blijven roepen en om een reparatie die in verhouding staat tot haar omvang en ernst.

In haar Vonnis T-1191 van 2004 heeft het Grondwettelijk Hof duidelijk gemaakt dat de publieke toespraken van een President zich nooit mogen baseren op onwaarachtige gegevens en dat ze nooit de eerste plicht van een mandataris mogen miskennen om de burgers te beschermen in hun leven, eer, bezittingen, geloof en vrijheden en dat de mandataris in het geval hij dat toch doet hij hiervoor strafrechtelijk, disciplinair, politiek en internationaal ter verantwoording moet geroepen worden. Daarom is het dat de misdrijven van presidentiële beledigingen en kwaadsprekerij, die bedreven werden tegen de Vredesgemeenschap, straffeloos blijven en blijven roepen om gerechtigheid.

26/04/2013 De laaghartigheid en de wreedheid van de staat duurt voort

Opnieuw ziet onze Vredesgemeenschap zich verplicht om getuigenis af te leggen aan de mensheid en aan de geschiedenis over de verschrikkingen waaraan haar leden en de boerenbevolking uit de omgeving onderworpen werden. De feiten van de laatste dagen die we willen voorleggen aan het oordeel van de geschiedenis zijn de volgende:

Op vrijdag 12 april 2013 rond 17:00 uur greep er een nieuw gevecht plaats in het geghucht La Linda van het district van San José de Apartadó, tussen troepen van het nationale leger en guerrilleros van de FARC. Dit kruisvuur duurde ongeveer een uur lang en bracht de bevolking van de omgeving in groot gevaar.

Op zaterdag 13 april 2013 rond 5:10 kwam een groep van ongeveer 40 paramilitairen aan bij de woning van een lid van onze Gemeenschap in het gehucht Arenas Bajas waar ze verscheidene uren kampeerden. Dicht bij deze plaats bevonden zich troepen van het nationale leger, die de paramilitairen beschermden in hun bewegingen.

Op dinsdag 16 april 2013 werd Jhon Fredy ÚSUGA, lid en coördinator van onze Vredesgemeenschap in het gehucht Arenas Altas, rond 14:00 uur in het gehucht Arenas Altas, aan de nederzetting van de Gemeenschap, aangehouden door troepen van het leger van de Mobiele Brigade nr. 24. De militairen beschimpten hem en mishandelden hem verbaal door hem ervan te beschuldigen een guerrillero te zijn. Toen Fredy aan de mannen in uniform vroeg om zich te identificeren, verzetten ze zich hiertegen, in openlijke schending van de wet. Ze voerden aan dat ze deze informatie niet konden geven omdat onze Vredesgemeenschap hen aanklaagde. Bij de militairen waren ook enkele mannen met een kap op, vermoedelijk paramilitairen, die hun identiteit wilden verbergen. De mannen in uniform toonden kwaad hun afkeuring voor de moord op de paramilitair Dairo de Jesús Rodríguez alias ‘LALO’, die door de FARC op 23 november 2009 vermoord was in het dorpscentrum van San José. Volgens de militairen waren ze erg bevriend met alias ‘Lalo’ en hielden ze voortdurend conversaties in het huis van deze paramilitair.

Op dezelfde dinsdag 16 april 2013 rond 17:20 uur werd door dezelfde troepen en op dezelfde plaats de boer EDUARDO BORJA CASTAÑEDA aangehouden, terwijl hij op weg was van San José naar het gehucht Arenas Altas. De militairen gaven hem stampen en beschimpten hem. Ofschoon de heer Borja geen lid is van de Gemeenschap, toch maakt hij deel uit van de burgerbevolking van de zone.

Op donderdag 18 april 2013 verklaarden ambtenaren van het CTI (Technisch Onderzoeksorgaan) van het Openbaar Ministerie van Apartadó aan een persoon die nauwe banden heeft met de Gemeenschap dat “de Vredesgemeenschap en in het bijzonder San Josecito, de voornaamste zetel van de guerrilla is”. Dezelfde lasterlijke en onverantwoordelijke verklaringen werden op vrijdag 19 april 2013 nogmaals door ambtenaren herhaald.

Op vrijdag 19 april 2013 werd in de ochtend in het gehucht La Linda van het district San José de boer WILLIAN CARDONA gedurende 4 uur illegaal aangehouden door legertroepen. Gedurende zijn aanhouding werd hij onderworpen aan chantage en bedreigingen. Ze beschuldigden hem ervan collaborateur van de guerrilla te zijn. De militairen verplichtten hem op dezelfde manier met zijn eigen gsm te bellen met alias ‘SAMIR’ een gedemobiliseerde van de FARC die sinds 2008 een illegaal onderkomen kreeg in XVII-de Brigade. Hij leende zich voor alle soorten chantage en montages zonder dat hij gevonnist werd voor tientallen moorden tegen boeren uit de zone, waarvoor hij opdracht had gegeven. Met deze troepen trok ook de paramilitair LUIS ÁNGEL CEBALLOS mee. Hij is ruim bekend omdat hij in de zone gewoond heeft. Hij was er ook bij toen hij met een kap op en vergezeld van andere paramilitairen in het gehucht Miramar gezien werd op 19 februari 2013. WILLIAN CARDONA werd reeds op 25 januari ll. met geweld aangepakt door illegale Staatsagenten, toen een paramilitaire groep hem van zijn vrijheid beroofde en hem onderwierp aan beschimpingen in het gehucht La Cristalina.

Op zondag 21 april 2013 braken troepen van het leger binnen in private eigendom van onze Vredesgemeenschap in het Vredesgehucht in Mulatos, waar ze kampeerden dichtbij de huizen van families van de Vredesgemeenschap. Verschillende van hen drongen daarbij ook nog ’s nachts het schooltje van de Gemeenschap binnen in datzelfde Vredesgehucht om er te spionneren. Deze aanwezigheid van de militairen vlakbij de huizen van de families van de Vredesgemeenschap verhinderden het landbouwwerk van de families daar en bracht de burgerbevolking in gevaar. Bovendien traden ze de basisprincipes van de Vredesgemeenschap met de voeten die niet toelaten dat wapens passeren langs de levens- en werkruimten van de families van onze Gemeenschap. Op die plaats werd op dezelfde dag DIEGO CEBALLOS, lid van onze Gemeenschap aangehouden en onderworpen aan chantage en beschimpingen. Ze verplichtten hem om alles wat hij bij zich had op de grond neer te leggen, omdat hij terugkwam van San José naar het Vredesgehucht in Mulatos.

Ondanks al dat optreden van uitroeiing, onrechtvaardigheid en verbeten vervolging die al 16 jaar lang voortduurt tegen ons, zullen de criminelen van de Staat zich vergissen. Want de gemeenschap gaat niet wijken voor onrecht, laaghartigheid en wreedheid van een criminele Staat die wreed optreedt tegen hen die de hoogste waarde van de Vrede verdedigen.

We herhalen onze bedanking aan alle personen die solidair zijn met ons in het land en in de wereld. Aan allen die (ons) geloofd hebben en die hier geweest zijn bij de slachtoffers, hun dromen en ervaringen en hun zoektocht naar een andere wereld. Dit stimuleert ons om verder te blijven bouwen aan een andere wereld. We geloven in het leven en dit leven kan niet uitgedoofd worden als men paden van vrede en van alternatieve acties, zoals die we dagelijks opzetten, bewandelt.

12/04/2013 Opnieuw wordt een aanslag op het leven gepleegd

In nauwelijks 70 uren deden zich twee gewelddadige moorden voor in het district van San José de Apartadó. Het is nodig en het is onze plicht tegenover de geschiedenis deze acties van de dood, dit volledig willekeurig optreden, deze misdrijven en bedreigingen, die zich blijven voordoen tegen ons proces en tegen de bevolking uit onze omgeving, te registreren. We geloven dat de getuigenis hierover er toe kan leiden dat de mensheid ooit gerechtigheid laat geschieden. De feiten die we verder achterlaten aan de mensheid en de geschiedenis zijn de volgende:

Op dinsdag 9 april 2013, rond 16:45 uur, vermoordde het Nationale Leger op slechts enkele meters van de plaats Caracolí van het district San José, op gewelddadige wijze de jongeman Carlos Andrés TORRES BORJA, zo’n 20 jaar oud. Daar is permanente aanwezigheid van de Strijdkrachten, nl. van militairen toebehorend aan de XVII-de Brigade van Carepa. TORRES BORJA was een eenvoudige boer die in het gehucht La Miranda van het district San José leefde hij legde zich toe op de landbouw. Die dag was hij afgedaald naar Caracolí en toen hij aanstalten maakte om terug naar huis te keren werd hij op smerige wijze vermoord door het nationale Leger terwijl hij gezeten was op zijn transportpaard van middelmatige hoogte zoals in de streek gebruikelijkis. Ze schoten hem kogels in het hoofd met een lang wapen. Hij bleef op slag dood. Ofschoon hij geen lid was van onze Gemeenschap, maar hij stond er wel dichtbij en hij leverde landbouwproducten aan de Gemeenschap. Bovendien was hij familie van leden van onze Gemeenschap. Torres laat zijn vrouw achter die nauwelijks vijf maanden zwanger is. Deze acties werden reeds door militairen en paramilitairen uit de regio, die de boeren en leden van onze Gemeenschap voortdurend kwamen bedreigen zo wij ons niet aan hun ambities onderwerpen. Op vraag van familieleden van het slachtoffer begeleidde de gemeenschap de ophaling van het lichaam uit het dodenhuis en het transport door de zone en er werd ruimte geschapen om hem in onze Gemeenschap te begraven.

Dezelfde dinsdag 9 april 2013 rond 16:50 en gedurende zo’n 20 minuten deed er zich een gevecht voor tussen de strijdkrachten en de FARC in het gehucht Arenas Altas, waar militairen reeds dagen aanwezig waren met kampen en helikopterlandingsplaatsen op stukken grond van onze Gemeenschap en waarbij verschillende families verplicht werden hun werkzaamheden bij de teelt van cacao en het aanplanten van teelten voor huishoudelijk gebruik te onderbreken. Wij eisen van alle gewapende partijen respect. Onze private eigendommen mogen geen toneel worden van de oorlog. We stellen de Staat verantwoordelijk voor wat verder kan gebeuren, zoals daar zijn: landmijnen of bommen die op deze plaatsen kunnen geplaatst worden en zo de burgerbevolking kunnen treffen.

Deze feiten gebeuren binnen de militaire ontplooiing van de XVII-de Brigade in het district San José. Op zaterdag 6 april 2013 riep die een burgerlijk militaire dag (opendeurdag) bijeen in het dorpscentrum van San José de Apartadó. Dit met de bedoeling de werkelijkheid te verbergen van wat er allemaal voorvalt in de zone. Namelijk van alles wat onze Gemeenschap pas getuigenis heeft afgelegd.

We veroordelen de acties van de dood van de gewapende partijen tegen de burgerbevolking.

Ondanks al deze acties van de dood, al deze aankondigingen van vernietiging en van al deze onrechtvaardigheden vergissen ze zich opnieuw. Want ons proces voedt zich met deze zoektocht naar gerechtigheid, met respect voor het leven en de waardigheid. Het zijn immers edele en universele principes waaraan we nooit zullen versagen. Onze vastbeslotenheid is nog meer levend vanuit het gedenken van onze martelaren en de toekomst berust op onze kinderen die hebben geleerd dat de oorlog en de gewapende groepen de weg niet zijn. Het leven op een vreedzame manier beleven is de essentie die we hebben kunnen opbouwen.

We bedanken voor alle nationale en internationale solidariteit die ons altijd op deze weg van leven en waardigheid vergezelt.

11/03/2013 Alles blijft nog helemaal hetzelfde als 15 jaar geleden

Het land en de internationale gemeenschap zijn door vele bekentenissen en verslagen te weten gekomen wat de strategie was van Generaal Rito Alejo del Río bij de XVII-de Brigade in het midden en op het einde van de jaren 90, met de onvoorwaardelijke steun van de toenmalige Gouverneur van Antioquia Álvaro Uribe Vélez: promotie van paramilitaire basissen, reusachtige operaties van genocide en van massieve ontheemding, overeenkomsten met grote multinationale ondernemingen die het paramilitarisme financierden, uitroeiing van groepen, gemeenschappen en organisaties die zich niet gedwee onderwierpen waren aan zijn strategie. Enkele leiders van het paramilitarisme van de streek hebben bekend dat ze bij alle commandanten die mekaar opvolgden bij de XVII-de Brigade totale steun kregen om door te gaan met deze strategie.

Ten gevolge van de ernstige bedreigingen en paramilitaire invallen in de nederzettingen van onze Vredesgemeenschap tijdens de laatste weken vormden we een HUMANITAIRE COMMISSIE die zich met internationale begeleiding verplaatste naar het gehucht La Esperanza en naar aangrenzende zones, waar verschillende families door de paramilitairen van de buitenwereld verbannen bleven en onderworpen werden aan het ultimatum dat ze altijd gebruiken: als ze niet met hen meewerken dan moeten ze ofwel de zone verlaten ofwel sterven.

Op 25 en 26 februari was de HUMANITAIRE COMMISSIE in La Esperanza. De militairen waren op voorhand op de hoogte geraakt van onze aanwezigheid en ze namen als strategie aan om de paramilitairen op te dragen van zich te verbergen en zich te verwijderen van de weg die wij zouden volgen om niet gezien te worden. De militairen waren op 26 februari aanwezig in het gehucht La Esperanza, maar ze deden dat op een weinig respectvolle manier want ze drongen zonder toelating een private eigendom binnen. Ze identificeerden zich als leden van de 24-ste Mobiele Brigade.

De bewoners van de zone vertelden ons dat de paramilitairen zich verplaatsten met armbanden om hun arm met daarop de afkorting “AGC”(Autodefensas Gaitanistas de Colombia). Dat is de nieuwe naam die ze hebben aangenomen. Het is duidelijk dat ze boerderijen gaan opkopen waren in het gehucht Playa Larga en de aangrenzende gehuchten, zoals de boerderij La Marina waar een grote paramilitaire basis actief is. Ook is hun invloed duidelijk in het project van het aanleggen van een weg tussen Nuevo Antioquia en La Esperanza, waarvoor ze veel machinerie hebben aangevoerd.

Voor de boeren is ook de paramilitaire strategie duidelijk, uitgedrukt in toespraken en conversaties, die erin bestaat vooruitgang te boeken in de territoriale controle van heel het district van San José de Apartadó. Hierin komen ze overeen met hen die in de laatste maanden bezig waren met het bezetten van de gehuchten Arenas Bajas( de sector La Máquina) en Miramar.

Het meest verontrustende en wat de fundamentele sleutel vormt van hun aanwezigheid en hun optreden in de zone, is de medeplichtigheid van de Strijdkrachten. De zelfde paramilitairen biechten dat op aan de boeren met de bedoeling hen af te raden weerstand te bieden tegen hun overheersing. De ruggensteun van de Strijdkrachten is totaal. Daarom betekent zich verzetten tegen deze strategie “het mes begraven”(???): ze moeten ofwel vluchten ofwel sterven. Ze leggen de boeren uit dat de Strijdkrachten dekmanteloperaties uitvoeren door strooibriefjes te verspreiden waarin ze affirmeren dat ze bezig zijn o.a. alias “Teilo” , alias “Otoniel”, alias “Fabio” , alias “Beto” te vervolgen terwijl dezelfde bevolking de paramilitaire aanwezigheid in de zone kan vaststellen. En dat gebeurt in enorme groepen en dichtbij waar de militairen patrouilleren. Daarom tonen de paramilitairen zich zeker tegenover de boeren en ze affirmeren dat ze niet uit de zone zullen weggaan. Hun zekerheid is bovendien onderstut door de globale strategie, waaraan zij zeggen dienstbaar te zijn: de zone overmeesteren om ze ten dienste te stellen van nationale en internationale mijnondernemingen, zoals ze dat deden in andere streken van het land.

Bij de strategieën van ontheemding werd altijd al de besproeiing gerekend van de teelten die dienen voor de voedselvoorziening, met de bedoeling de schamele voedselbronnen van de boeren te vernietigen en de waterbronnen te vergiftigen zodat ze verplicht worden de zone te verlaten. Deze strategie hebben ze toegepast in de gehuchten Mulatos, La Resbalosa en Las Nieves. Onze Gemeenschap trok hier foto’s van op 21 en 26 februari 2013, waarbij de ernst van de schade veroorzaakt door ongedifferentieerde (dus zonder er rekening mee te houden of het om drugs gaat of om voedselteelten) besproeiingen van de Antidrugs Politie wordt vastgesteld. In het gehucht La Resbalosa besproeiden ze de waterbron waarvan de Vredesgemeenschap gebruik maakt.

Ook andere praktijken van mensenrechtenschendingen door het leger hielden niet op: zoals illegale huiszoekingen, bedreigingen en aankondigingen van bloedbaden en uitroeiing. Op woensdag 6 maart 2013 , rond 4:00 ’s morgens kwamen leden van de politie en van het leger aan in het gehucht La Linda en ze deden op een brutale manier een huiszoeking in de woning van Alfredis RIVAS BORJAS, vermoedelijk omdat ze informatie bezaten dat hij in zijn huis wapens bewaarde. RIVAS was reeds slachtoffer geweest van een gerechtelijke montage, van de onrechtmatige beroving van zijn vrijheid. Zijn familie werd omzeggens uitgeroeid want zijn vader en zijn broers werden door leden van het Leger en van de paramilitaire groepen vermoord. Deze informatie berust bij het Presidentschap van de Republiek, bij locale en regionale rechtsinstellingen, bij alle hoge Gerechtshoven en bij internationale organismen. Dezelfde dag rond 12:30 veroorzaakte de aanwezigheid van het leger in de woon- en opvoedingsruimte van de burgerbevolking een gevecht dat de burgers en kinderen, die zich in de school van La Cristalina bevonden, in groot gevaar bracht. Een bom door de militairen gegooid viel op zo’n 100 meter van de woning van een lid van onze Interne raad in La Cristalina, terwijl hij en zijn familie zich op dat moment binnen in huis bevonden. Ondanks deze ernstige gevaren voor de burgerbevolking kampeerden de militairen meer dan twee dagen in de school van La Cristalina.

Op donderdag 7 maart 2013 rond 10:00 uur ontving een lid van de Vredesgemeenschap een telefoon waarin gevraagd werd waar Germán GRACIANO en Reinaldo AREIZA zich bevonden. Germán is momenteel Wettelijk Vertegenwoordiger van de Gemeenschap en in de laatste maanden werd hij aan voortdurende doodsbedreigingen onderworpen. De onbekende die de telefoon deed waarschuwde dat ze reeds een plan hadden om hem in dezelfde zone te vermoorden op het moment dat de gelegenheid zich voordoet.

Alles wijst erop dat er niets veranderd is in de laatste 15 jaar. We worden onderworpen aan duivelse strategieën van de Staat die op halsstarrige en hardnekkige manier worden toegepast, terwijl ze zich verdedigen met dekmantelstrategieën tegenover de protesten van de nationale en internationale gemeenschap.

We bedanken de personen en gemeenschappen die ons vanuit veel hoeken van de planeet ondersteunen met hun morele steun bij onze onwankelbare weerstand.

Vredesgemeenschap van San José de Apartadó

11 maart 2013

http://www.cdpsanjose.org

ps: Om de foto’s te zien van de verwoesting van onze teelten gebruik volgende link: http://fotos.cdpsanjose.org/main.php?g2_itemId=1115

25/02/2013 Paramilitairen , misdadigers van de regering

Opnieuw ziet onze Vredesgemeenschap zich verplicht om terug getuigenis af te leggen voor de mensheid van de feiten die het samenspannen aantonen tussen medeplichtige staatsinstellingen met de paramilitairen, die angst aanjagen, onrust stoken en terreur zaaien tegen onze gemeenschap en tegen de burgerbevolking uit onze omgeving. De laatste feiten zijn de volgende:

  • Op vrijdag 8 februari 2013 rond 20:30 vond er een gewapend treffen plaats in het dorpscentrum van San José. Opnieuw is het de burgerbevolking die als menselijk schild gebruikt wordt.

  • Op zondag 10 februari 2013 rond 7:25 werden er schoten gehoord en ontploffingen van springstoffen in de omgeving van het dorpscentrum van San José .

  • Op 11 en 16 februari 2013 vervoerden, volgens informatie van boeren, verscheidene vrachtwagens paramilitairen die de paramilitaire basis van Piedras Blancas , Zunguito en Nuevo Antioquia binnentrokken. De paramilitairen waren afkomstig van het departement Chocó. Ze passeerden langs plaatsen waar permanente militaire en politiecontroleposten zijn, zonder dat die hen ook maar opmerkten.

  • Op donderdag 14 februari 2013 rond 9:30 greep er een gevecht plaats tussen de militairen gekazerneerd in de Militaire Basis van San José en de guerrilla van de FARC. Volgens informatie van de locale media werden hierbij twee soldaten gewond. Dezelfde dag, rond 12:35 overvlogen twee helikopters de zone. Terwijl één helikopter de gewonden oppikte mitrailleerde de andere de zone en hij liet op verscheidene huizen van burgers hulzen vallen van kaliber P50. Verschillende boeren hebben hun bezorgdheid gemanifesteerd voor deze feiten die hun leven in gevaar brengen. Intussen kwamen soldaten van het nationale leger naar de woning van verschillende boeren. Ze vroegen hen of het zo is dat ze niets inzitten met de kinderen, wat verstaan wordt als een bedreiging van de strijdkrachten tegen de boerenbevolking.

  • Op maandag 18 februari 2013 rond 10:30 drong een groep zwaarbewapende paramilitairen de woning binnen van een lid van onze Vredesgemeenschap in het gehucht Arenas Bajas. Ze maakten duidelijk dat ze de boerenbevolking alsook de families van onze Gemeenschap gingen op de vlucht drijven. Ze zegden dat alles reeds gecoördineerd was met de strijdkrachten. Deze zelfde dag was er een schietpartij precies op de plaats die gekend is als El Barro in het gehucht Mulatos.

  • Op dinsdag 19 februari 2013 rond drie uur in de morgen drong een paramilitaire groep een woning binnen gelegen in het gehucht La Miramar van het district San José. Daar schopten ze de deur tegen de grond, ze vernielden het keukenvaatwerk en ze brachten schade toe aan de kleren van de familie. Ze bedreigden gedurende anderhalf uur de adolescente “Rosalba GONZALEZ” van 14 jaar met de dood. Ze deden een koord rond haar hals en plaatsten een zakmes tegen haar keel. Ze verplichtten haar de regio te ontvluchten en ze kondigden aan dat ze haar zouden vermoorden als ze haar daar opnieuw zouden zien. Daar uitten ze opnieuw bedreigingen tegen onze Vredesgemeenschap. Ze zegden dat deze ‘hoerenjong’ Vredesgemeenschap een troep guerrilleros was die ze gingen uitroeien en ze toonden een lijst met personen van het district die ze moesten vermoorden. Dezelfde dag begaf de paramilitaire groep zich naar de basis van Piedras Blancas. Bij hun aftocht namen ze de gekende boer met als bijnaam “Chilapo” mee. Ze folterden hem door een stuk van zijn neus te vernietigen met een nijptang waarmee ze hem verplichtten mee te gaan, terwijl hij bovendien stokslagen kreeg op zijn hoofd. Na de folteringen verplichtten ze hem om zijn eigen graf te graven. Sommige burgers die op de hoogte werden gebracht van de bedoeling hem te vermoorden kwamen tussen voor de boer en ze verkregen dat minuten later de paramilitairen hem vrij lieten ter hoogte van het gehucht Caracolí van het district van Piedras Blancas van de gemeente Carepa.

  • Op donderdag 21 februari 2013 was een groep paramilitairen aanwezig in de hoofdplaatsen van het gehucht La Esperanza juist op het punt gekend als Los Arteaga. Ze waren afkomstig van de paramilitaire basis van Nuevo Antioquia en ze trokken door de gehuchten Playa Larga, El Porvenir en La Esperanza. In dat laatste gehucht is er een nederzetting van onze Vredesgemeenschap.

  • Op vrijdag 22 februari 2013 rond 10:30 werden botsingen geregistreerd klaarblijkelijk tussen troepen van het nationale leger en de guerrilla van de FARC in het district Los Mandarinos. Volgens informatie van de boeren sneuvelden daarbij twee soldaten.

  • Op zaterdag 23 februari 2013 rond 10:00 uur drong een paramilitaire groep de woning binnen van de boer Cristobal. Ze bedreigden hem samen met zijn familie en ze raadden hem aan dat hij de zone zou verlaten want dat ze hem daar niet meer wilden zien. Dezelfde dag drong de zelfde paramilitaire groep nog verschillende huizen binnen in het gehucht El Porvenir dichtbij het gehucht La Esperanza. Ze namen het voedsel uit de huizen mee. Bij deze groep was de bekende paramilitair met alias “PANELO”. Dezelfde dag rond 20:30 ontving een lid van onze Vredesgemeenschap een telefoon vanwege een subject dat zich niet bekend maakte. De oproep was om te verwittigen dat er een bloedbad gepland was tegen de Vredesgemeenschap en dat de leiders hun doelwit waren. En ook dat ze moesten opletten dat ze de kinderen niet op straat zouden laten. Als ze dat toch deden zouden ze hetzelfde lot ondergaan van vermoord te worden.

  • Op zondag 24 februari 2013 rond 15:50 uur kwam een paramilitaire groep aan in het gehucht La Esperanza aan de boerderij die eigendom is van de Vredesgemeenschap. Ze vroegen er naar de leiders van de Vredesgemeenschap. De aanwezigheid van paramilitairen zowel in het gehucht El Porvenir als in het gehucht La Esperanza brachten drie families in een situatie van verbanning (isolering) . Twee van deze families behoren tot de Vredesgemeenschap. Het werd hen verboden hun huizen te verlaten. Volgens verklaringen van de militaire bevelvoerders werd de zone doorzocht en ze ontkenden de sterke aanwezigheid van de paramilitairen daar.

  • Op maandag 25 februari 2013 rond 7:00 uur begaf een humanitaire commissie van onze Vredesgemeenschap zich naar de gehuchten El Porvenir en La Esperanza, om de families die door de paramilitairen werden tegengehouden en bedreigd terug te halen. En we stellen de nationale regering verantwoordelijk voor alles wat daar kan voorvallen met de humanitaire commissie van onze Gemeenschap.

Onze jammerklachten bij de regering waren tevergeefs. Ze stelden zich op als doof en blind tegenover deze feiten om zo hun verantwoordelijkheid te omzeilen en om toe te laten dat de paramilitairen optreden als criminelen van de regering.

We doen een beroep op de nationale en internationale solidariteit van deze personen en organisaties die het Internationaal Humanitair Recht met alle energie beschermen en respecteren om er bij de Colombiaanse Autoriteiten op aan te dringen het leven en de integriteit van onze Vredesgemeenschap en van de bevolking uit onze omgeving te vrijwaren.

05/02/2013 De burgerbevolking: schild bij de gevechten en doelwit van het paramilitarisme zo is de politiek van de Staat

Als Vredesgemeenschap van San José de Apartadó zien we ons opnieuw verplicht om ten aanzien van het land en de wereld de agressies uit te schreeuwen waarvan wij het slachtoffer zijn, omdat de Regering zich als “blinde” en “dove” gedraagt tegenover onze jammerklachten:

Op woensdag 30 januari 2013 rond 15:40 en zo’n 40 minuten lang greep er opnieuw een gevecht plaats in het dorpscentrum van San José de Apartadó. Blijkbaar was het een gevecht tussen troepen van het leger, die hier gelegerd zijn, en een zekere eenheid van strijders van de FARC. Hierdoor zaten 4 burgers te midden van het vuurgevecht . Bij hen was er een lid van de Vredesgemeenschap, dat daar op dat moment passeerde. Zowel de militairen als de politie aanwezig in het dorpscentrum schoten in het wilde weg naar alle richtingen. Hierdoor brachten ze de bewoners en de passanten in groot veiligheidsgevaar. De woning van een lid van onze Gemeenschap, waarin zich op dat moment kinderen en volwassenen bevonden, kreeg de inslag te verduren van een projectiel dat vertrok vanuit de militaire basis. Hierdoor zagen de bewoners zich verplicht elders een onderkomen te zoeken. Eens te meer stelde men vast dat de Regering de criteria – en het zijn erg doeltreffende criteria – over het plaatsen van militaire basissen en politieposten die herhaaldelijk werden afgekondigd door het Grondwettelijk Hof niet wilde toepassen. Het Hof eist dat in zones zoals deze, de basissen en posten, niet geplaatst mogen worden te midden van de burgerbevolking. Daardoor is de Regering ook verantwoordelijk voor alle tragedies die haar ongehoorzaamheid aan het Hof veroorzaakt.

Op donderdag 31 januari 2013 benaderde een bekende paramilitair een lid van onze gemeenschap, dat zich op dat moment in Apartadó bevond. Hij deed navraag naar de leden van de Interne Raad van onze Gemeenschap. Tegelijk drong hij erop aan het gsm-nummer van Germán Graciano, lid van de Raad, door te geven. Reeds maanden lang en via veelvuldige episodes van vervolging, is Germán doelwit geworden van de paramilitairen en de militairen. Reeds herhaaldelijk gingen ze op zoek naar zijn onderkomen, zijn wegen, zijn telefoon en naar manieren om hem te vinden.

Op vrijdag 1 februari 2013 tijdens de ochtenduren kwam een groep paramilitairen aan bij de woning van een familie van onze Vredesgemeenschap, die gelegen is in het gehucht Arenas Altas op een plaats die bekend is als “La Máquina”. Ze verwittigden hen dat de burgers eraan moesten gewennen om hen voortdurend aanwezig te zien in de zone. Want ze hadden alles reeds gepland met de Strijdkrachten om dit grondgebied te controleren. Deze feiten doen zich voor ofschoon daar zelf de laatste dagen militaire operaties plaats vonden van de Mobiele Brigade Nr. 24. Het is dus overduidelijk dat er medeplichtigheid is, eenheid van actie, coöperatie en coördinatie tussen het nationale leger en de paramilitaire groepen.

Op zaterdag 2 februari 2013 rond 9:00 uur kwam een militaire patrouille, klaarblijkelijk van de Mobiele Brigade 24 aan bij de woning van mevrouw Nolfa SÁNCHEZ , in het gehucht Arenas Bajas, juist op het punt dat gekend is als “La Máquina”. Daar hielden ze de 14-jarige jongen Juan Pablo ÚSUGA meer dan een half uur vast. Ze bedreigden en beschimpten hem.

Op zondag 3 februari 2013 rond 12:30 uur vond een nieuw gevecht plaats op het punt gekend als Caño Seco van het district San José,klaarblijkelijk tussen de Strijdkrachten en guerrilleros van de FARC. Volgens informatie van daar wonende boeren bleef hierbij een soldaat dood. De vermenigvuldiging van de patrouilles van militairen en paramilitairen, die voortdurend aanwezig zijn in het district van San José, hebben de zone opnieuw gemaakt tot een intensief toneel van gewapende botsingen. En dat gebeurt zonder ook maar enige waardering voor een bevolking die talrijke keren ontheemding, beroving, terreur, verlies van al haar bezittingen, stigmatisering en talrijke vormen van vervolging en miskenning van hun rechten moest doorstaan.

Tegelijk veroordelen we eens te meer deze politiek van de Staat die probeert de burgerbevolking, die zo dikwijls slachtoffer werd, te veranderen in schild tegen hun oorlogskrachten zonder dat ze ook maar het minste belang hechten aan het slachtofferen van mensenlevens en die onze gewesten overspoelt met criminele paramilitairen. Maar tegelijk bedanken we ook de personen die vanuit vele plaatsen van het land en van de wereld ons voeden met de morele kracht van de waardigheid, die we beloven nooit op te geven.

27/01/2013 Scherpe schizofrenie tot het uiterste

Moeilijk te begrijpen! Terwijl verschillende instellingen van de Staat beginnen maatregelen te nemen om de Uitspraak 164/2012 van het Grondwettelijk Hof uit te voeren, houden andere instituties koppig de criminele agressie tegen onze Vredesgemeenschap vol. En ze doen dat met een schandelijk cynisme en een arrogantie die het hoofd biedt tegen het “andere IK” van hun Staat. Deze Uitspraak erkent daarmee het feit, dat Vonnis T-1025 van 2007 ten gunste van onze Vredesgemeenschap, geen effect heeft gehad. Het Hof nam bij dit Vonnis drastische maatregelen om een einde te proberen maken aan de misdaden tegen de menselijkheid tegen leden van onze Gemeenschap en tegen de bevolking uit onze omgeving door rechtstreekse en onrechtstreekse agenten van de Staat en het probeerde daarin de schandelijke straffeloosheid die deze agenten afschermt te boven te komen., Daarom verordent het Hof nu nieuwe dwingende maatregelen.

Enerzijds weigert het Ministerie van Defensie voor de derde maal om het Vonnis T-1025 van 2007 uit te voeren en in openlijke tegenspraak met het Hoogste Hof van de Staat bevestigt het met stelligheid dat ze de namen van de militairen en van de politie, die aanwezig waren op de data, uren en plaatsen waarop misdaden waren gepleegd, niet zal geven. Het Hof vorderde in dat Vonnis T-1025 die namen door te geven en ondersteunde dat wij, de slachtoffers, het volste recht hadden om die te kennen, omdat bovendien het uitoefenen van hun dienst publiek is en omdat ze publiek hun identificatie moeten dragen, wat ze niet doen. Uiteindelijk veroordeelde het Hof in dit Vonnis de weigering om deze namen door te geven. Want “dit houdt een extreme aantasting in van het recht van toegang tot informatie, waarmee ook de realisatie verhinderd wordt van het recht van de slachtoffers op waarheid, gerechtigheid en herstel en op een waarborg van niet-herhaling van de feiten die hen treffen. D.w.z. onafhankelijk van het feit of de agenten van de Strijdkrachten, waarvan zij de namen vroegen, onschuldig zijn (of niet) hebben de slachtoffers het recht onderzoek te doen naar de omstandigheden en de vermoedelijke daders van de misdrijven en dat betekent dus dat ze toegang kunnen krijgen tot de namen van de agenten waarvan zij veronderstellen dat ze betrokken kunnen zijn.” Het Hof voegde eraan toe dat “het besluit van het Ministerie van Defensie in dit geval het recht van de burger om toegang te krijgen tot informatie, die berust bij Staatsinstellingen, onuitvoerbaar maakt.” En het legt uit dat “het voorbehoud van de onderzoeken niet toepasbaar is op de namen van wie aan onderzoek wordt onderworpen maar wel op de gebruikte procedures.” Het legt uit dat in het geval van leden van de Strijdkrachten “vanaf het ontwerpen zelf van de uniformen van de Strijdkrachten men vertrekt van de basis dat de namen van haar agenten zichtbaar en herkenbaar moeten zijn voor de burgers. D.w.z. dat de dagelijkse activiteit van de leden van de strijdkrachten met zich meebrengt dat hun identiteiten bekend zijn, zoals de eiser van de onderhavige voogdij het vraagt.

Hoe kan een President in het Ministerie van Defensie hen, die op zulke koppige wijze de beslissingen weigeren uit te voeren van het Hoogste Gerechtshof van de Staat als zijn onderdanen en vertegenwoordigers tolereren? Is dit een respectvolle houding tegen de Grondwet, die het tegenover het land zwoer te verdedigen? Het is overduidelijk van niet?

Nu vordert het Grondwettelijk Hof van de Regering de schandelijke laster terug te trekken die de vorige President tegen onze Vredesgemeenschap uitte, laster die een stigma met fatale gevolgen creëerde, dat reeds 9 jaar verder duurt en waarbij de Strijdkrachten, de Rechterlijke Macht en nationale en internationale massacommunicatie geholpen worden onze goede naam kapot te maken en om elk type van misdrijven tegen ons te rechtvaardigen. Het Hof verordent het Openbaar Ministerie ook om een Commissie ter Evaluatie van het gerecht op te richten om te onderzoeken, waarom de straffeloosheid meer dan 2000 verschrikkelijke misdrijven die ons hebben vernietigd afdekte en waarom het gerechtelijk apparaat al de geldende principes van de rechtsbediening met de voeten heeft getreden. Tegelijk geeft het Hof de opdracht de criteria van aanwezigheid en actie van de Strijdkrachten in onze levens- en werkruimtes te herzien, een aanwezigheid die tot nu toe talrijke normen van hetzelfde Grondwettelijk Hof heeft miskend en een toneel gecreëerd heeft van permanente criminaliteit. En tenslotte gaf het nationale, regionale en locale autoriteiten het bevel maatregelen overeen te komen om de voortdurende agressie tegen onze Vredesgemeenschap te doen ophouden en kanalen en strategieën van niet herhaling van de misdaden en van bescherming van onze elementaire rechten te bepalen.

Zal de Regering deze dwingende maatregelen van het Hoogste Hof van de staat uitvoeren of zal ze het erop aanleggen om ze niet uit te voeren zoals ze deed met de essentie van het Vonnis T-1025? Want de niet-uitvoering van dit Vonnis was oorzaak van de Uitspraak 164/12 die zopas door het Grondwettelijk Hof werd gedaan?

En terwijl de Regering doorheen het Ministerie van Defensie op uitdagende en arrogante manier bevestigde dat ze het Vonnis T-1025/07 niet zal uitvoeren, bevestigen andere ambtenaren van de Regering dat ze zich voorbereiden om de Uitspraak 164/12 uit te voeren. Zijn er twee Staten die zich onderling tegenspreken? Zijn er twee identiteiten van de Staat (twee Staatse “ikken”) die onderling onverenigbaar zijn, elkeen van hen ontkent het bestaan van het andere “Ik”?

Er bestaat geen twijfel dat we ons bevinden in aanwezigheid van een verscherpte en extreme Staatse schizofrenie.

En het meest verschrikkelijke van deze schizofrenie is dat, terwijl de centrale Regering kennis geeft aan het land en aan de internationale gemeenschap over de vooruitgang in het respecteren van de mensenrechten, ze op het zelfde moment de klachten negeert om zijn onderdanen te controleren die misdrijven blijven begaan.

Onze Gemeenschap legt opnieuw getuigenis af voor het land en voor de wereld van nieuwe criminele feiten begaan door directe en indirecte Staatsagenten:

  • Op donderdag 17 januari 2013 in de namiddag vloog er een klein vliegtuig over de nederzetting van onze Vredesgemeenschap in het gehucht La Resbalosa en het ging ertoe over de teelten, die dienen voor het voortbestaan van de Gemeenschap, zoals bonen, maïs, rijst en organische cacao, te besproeien. Deze cacao zijn we gaan verbouwen in deze zone en die werd gecertificeerd als organische teelt voor de beperkte commercialisering die in ons levensonderhoud voorziet.

  • Dezelfde donderdag 17 januari trok een fel bewapende groep paramilitairen het gehucht El Manso in de gemeente Tierralta (Departement Córdoba) binnen. Het is een plaats die vlak in de buurt ligt van verschillende nederzettingen van de Gemeenschap. En daar gingen ze ertoe over, met een lijst in de hand, verschillende burgers van hun vrijheid te beroven. Volgens informatie afkomstig van boeren van de zone , werden 6 personen aangehouden en ze verdwenen zonder dat men tot op dit moment er enig nieuws van heeft. Dezelfde dag werd een boer van de zone Climaco PITALÚA door de paramilitairen geslagen.

  • Op maandag 21 januari 2013 rond 15:00 uur trapte de boer Ismael Rangel MOLINA CORREA, een man van zo’n 69 jaar op een landmijn terwijl hij aan het werken was op het land van zijn boerderij. Dit voorval kostte hem het leven. Volgens informatie van boeren van de zone hadden de paramilitairen daar operaties en patrouilles gehouden.

  • Op dinsdag 22 januari 2013 rond 2:00 in de morgen werden schoten gehoord in de militaire basis die in het dorpscentrum van San José de Apartadó geïnstalleerd is. Later spraken de communicatiemedia van een gevecht tussen de guerrilla en het leger. Antecedenten van de laatste weken en maanden tonen aan dat het leger schiet zonder dat er aanwezigheid is van de guerrilla, dus met andere bedoelingen. De aanwezigheid van politie en legerposten te midden van de burgerbevolking is in tegenspraak met talrijke normen van het Grondwettelijk Hof, inzonderheid in zones van conflict, zoals het dorpscentrum van San José er één is. Het is juist vanaf de extreme militarisering van dit centrum vanaf april 2005 dat de oorlogvoerende partijen werden aangetrokken en dat de gewapende botsingen gestimuleerd werden, die talrijke slachtoffers van de burgerbevolking opleverden.

  • Op vrijdag 25 januari 2013 rond 21:00 uur trok een contingent paramilitairen het gehucht La Cristalina binnen. Ze bedreigden en beschimpten er verschillende families, met inbegrip van verschillende kinderen. Tussen de paramilitairen die er toekwamen bevonden zich de gebroeders Albeiro en Lubín CARDONA BORJA, die van deze zone afkomstig zijn en die zich hebben overgegeven aan het leger in 2005. In december 2005 namen ze deel aan het bloedbad op 6 jongeren, waarvoor het leger 4 miljoen pesos voor elk vernietigd leven betaalde. Sindsdien trekken ze mee met troepen van het leger en bij deze gelegenheid herinnerden ze eraan dat ze juist een jaar geleden hier ook waren geweest met de officiële legertroepen. De aanwezigheid van deze mannen en van andere burgers in de legertroepen brengen het voortduren van het paramilitarisme in de regio aan het licht. Want het gaat over burgers die onwettig gerekruteerd zijn en hun verblijf hebben in gebouwen van het leger om absoluut illegale gewapende operaties te realiseren. Die juist genoemde illegale Staatsagenten beroofden daar in La Cristalina William CARDONA en Alfredyz RIVAS BORJA van hun vrijheid en ze scholden ze met geweld uit. Deze laatste moest gerechtelijke montages en erge agressie ondergaan vanwege agenten van de Staat. De meerderheid van de leden van zijn familie werden vermoord door agenten van de Staat.

  • Op zaterdag 26 januari 2013 rond 1:00 uur in de ochtend drong de paramilitaire groep, die de vorige dag was aangekomen in het gehucht La Cristalina, de woning binnen van een lid van de Interne Raad van de Vredesgemeenschap. Ze vroegen hem of de Vredesgemeenschap nog steeds aanwezig was in de nederzetting van San Josecito en ze eisten dat hij hen de namen zou geven van de leiders van de Humanitaire Zone van La Cristalina. Volgens informatie van boeren bevinden zich troepen van het leger op nauwelijks 20 minuten.

Reeds sinds 16 jaar heeft het Presidentschap van de Republiek alle gedetailleerde informatie van al deze criminele daden, maar het heeft er de voorkeur aan gegeven heel dit gedrag van zijn onderdanen te tolereren en ze zelfs te belonen met de afwezigheid van om het even welke bestraffende of corrigerende sanctie. Tegen zulke gedragingen spreken we onze meest energieke veroordeling uit.

We bedanken opnieuw alle gemeenschappen en personen die op veel plekken ter wereld van nabij ons op weg gaan volgen en ons met hun morele kracht ondersteunen!

16/01/2013 De bedreigingen om ons uit te roeien blijven voortduren

Reeds meer dan 15 jaar klagen we het misdadig optreden van de Staat, die een discours heeft dat haaks staat op de realiteit van de slachtoffers, aan. Ondanks dat blijft het niveau van kwellingen en bedreigingen met uitroeiing maar voortduren. Opnieuw legt de Vredesgemeenschap publiek getuigenis af van de laatste feiten die een aanslag vormen op onze fundamentele rechten.

  • Op zaterdag 1 december 2012 rukte een groep paramilitairen op naar het gehucht El Porvenir. Daar benaderden ze de boeren en ze vroegen naar verschillende personen die in het gehucht wonen, maar die er op dat moment niet waren omdat ze vertrokken waren omdat het weekend was. Ze bedreigden hen en lieten de boodschap achter dat het beter zou zijn dat ze niet naar de zone zouden terugkeren als ze niet wilden sterven.

  • Op zondag 2 december 2012 rond 6:00 uur ’s morgens had een andere groep paramilitairen een kamp opgeslagen op de boerderij van de vredesgemeenschap , die zich bevindt in het gehucht La Esperanza. Ze bleven er de ganse dag. En opnieuw bedreigden ze de gemeenschap want ze argumenteerden dat deze ‘hoerenjong’ gemeenschap een blok aan het been is en dat ze het militair en paramilitair project , dat ze gepland hebben in de regio, verhinderen.

  • Op woensdag 5 december 2012 gingen twee families van het gehucht La Esperanza op de vlucht. En ofschoon deze families geen deel uitmaken van onze Vredesgemeenschap toch zijn het boeren zoals wij. We herinneren eraan dat de paramilitairen reeds verschillende weken constant aanwezig zijn in het gehucht met bedreiging voor de burgerbevolking.

  • Op zondag 9 december 2012 zagen boeren opnieuw een groep paramilitairen die patrouilleerden in La Esperanza. Ze zeiden tegen verschillende boeren dat ze een lijst bij hadden van te vermoorden personen en dat zij hen vroeg of laat te pakken zouden krijgen want dat zij in deze omgeving zouden blijven. Ze gingen er toe over elke persoon die voorbijkwam te fotograferen.

  • Op zondag 16 december 2012 ging een groep paramilitairen, die reeds verschillende dagen hun kamp hebben opgeslagen op de afgelegen plaats Caraballo, in de onmiddellijke omgeving van het gehucht Arenas Altas, waar op woensdag 14 november 2012 gevechten plaats vonden tussen paramilitairen en guerrilla, over tot het afvuren van geweerschoten en van mitrailleurvuur. Op die manier zaaiden ze intimidatie en paniek bij de burgerbevolking uit de omgeving, zonder dat de strijdkrachten tot nu toe ook maar iets hiertegen ondernemen.

  • Op zaterdag 29 december 2012 tussen 18:00 en 19:00 uur landden er na elkaar twee legerhelikopters op grond van de boerderij van de Gemeenschap in het gehucht La Esperanza. Militaire troepen stapten uit en ze sloegen hun kamp op op de gronden van de humanitaire zone van de gemeenschap en zo beschadigden ze de hekkens en de afrasteringen.

  • Op zondag 6 januari 2013 rond 19:50 uur werden gedurende een uur geweerschoten, mitrailleurvuur en ontploffingen gehoord die werden uitgevoerd vanaf de militaire basis in het dorpscentrum van San José, zonder dat op dit moment de gevolgen ervan bekend zijn. Hiermee werd opnieuw angst en paniek gezaaid tegen de weerloze bevolking van het dorpscentrum, want die vreest dat feiten zoals die plaatsvonden op 4 oktober 2012 zich zouden herhalen. Want toen werd daar de burger Alberto Ariza Huaca vermoord door mitrailleurvuur van de militairen. Volgens informatie van boeren betreft het gevechten veroorzaakt door de militairen zelf om de burgerbevolking in verwarring te brengen en angst aan te jagen.

  • Op vrijdag 11 januari 2013 rond 9:25 ’s morgens ontving Blanca Torres, lid van onze Vredesgemeenschap en de vrouw van Germán Graciano, lid van de Interne Raad, een telefoontje van het telefoonnummer 3113422998 van een individu dat zich identificeerde met de naam Santiago Giraldo, coördinator van het Kantoor voor Gedemobiliseerden in Bogotá. Hij noemde haar bij haar naam en zegde haar dat ze met hem moest samenwerken omdat ze wisten dat zij hem kon helpen met informatie te verschaffen over de leiders van de gemeenschap. Hij zei nog dat er hiervoor geld was, en dat indien ze wilde samenwerken zij met geld over de brug zouden komen. Reeds dagen geleden hadden wij het optreden aangeklaagd van een officier van de XVII-de Brigade, die aan personen van de zone geld had aangeboden om informatie te verschaffen over het doen en laten van de leiders van de Vredesgemeenschap.

  • Op vrijdag 11 en zaterdag 12 januari 2013 voerde een vliegtuigje besproeiingen uit in het gehucht La Resbalosa en nadien in het gehucht Mulatos, waarin ook een nederzetting is van onze Gemeenschap. Als effect van de besproeiingen begonnen de gezaaide teelten voor huishoudelijk gebruik, zoals bonen, rijst en maniok reeds af te sterven.

Deze feiten, die het uit de hand gelopen optreden van de Staat, die een beroep doet op om het even welke methode om ons uit te roeien, blootleggen, spreken voor zich. Maar ondanks dat bevestigen we opnieuw dat we onze levensprincipes trouw blijven.

We bedanken alle personen, groepen en gemeenschappen die ons helpen, zowel in Colombia als op veel andere plaatsen in de wereld, om deze aanklachten te verspreiden en ook voor hun blijvende solidariteit met ons.